8 GEBRUIK
8.1
Frezen in verschillende bewerkingen (Fig. 7)
De dieptestandenaanslag (9) kan gebruikt worden om verschillende dieptes in te stellen.
Gebruik de dieptestandenaanslag (9) om in dieptestappen te frezen. Stel m.b.v. de dieptestop
de gewenste diepte in op de laagste dieptestand van de dieptestandenaanslag. Draai de
dieptestandenaanslag zodat de hoogste stand zich onder de dieptestop bevindt en voer de
eerste bewerking uit. Herhaal deze bewerking op de op een na hoogste stand en uiteindelijk
op de laagste stand. U kunt ook twee standen gebruiken wanneer de gewenste diepte in twee
stappen bereikt kan worden.
8.2
IN- en UITschakelen (Fig. 8-9)
Sluit de stekker aan op een stopcontact.
Om het gereedschap in te schakelen, zorgt u ervoor dat de ontgrendelknop (12) niet
ingedrukt is en duwt u op de AAN/UIT-trekkerschakelaar (11).
Om het gereedschap uit te schakelen, laat u de AAN/UIT-trekkerschakelaar (11) los.
Om de snijsnelheid te regelen, kunt u aan het snelheidsregelwieltje (2) draaien. Stand "1"
stemt overeen met de laagste stand, stand "7" met de hoogste. Draai aan het wieltje om
de snelheid te verhogen of te verlagen. Hoe kleiner de bit, hoe hoger de snelheid. Hoe
groter de bit, hoe lager de snelheid. Een snijkop die te snel draait, veroorzaakt krassen en
schroeivlekken op het werkstuk.
OPGELET: verander het toerental niet wanneer de machine belast wordt.
8.3
Snijrichting
Volg altijd de veiligheidsinstructies en de geldende regelgeving op.
Beweeg uw frees altijd zoals op Fig. 10 is weergegeven (buitenkanten/binnenkanten).
Om te voorkomen dat de snijkop verspringt en om een goed resultaat te bereiken, voert u
het frezen van buitenkanten best in tegenwijzerzin en het frezen van binnenkanten in
wijzerzin uit.
NOTA: controleer of de snijbit correct in de kraag geplaatst zit.
Plaats de machine op het werkstuk vóór u ze inschakelt.
Kies de optimale snelheid m.b.v. het snelheidsregelwieltje.
Stel de freesdiepte in.
Voor grotere freesdieptes, wordt het aangeraden om verschillende ondiepere freessneden
te gebruiken.
Monteer het stofdeksel.
Zorg ervoor dat de vergrendelingshendel altijd vergrendeld is vóór u de machine
inschakelt.
9 REINIGING, ONDERHOUD EN SMERING
Controleer vóór elk gebruik de algemene toestand van het gereedschap. Controleer op
loszittende onderdelen, een verkeerde uitlijning of het klemmen van bewegende
onderdelen, gescheurde of gebroken onderdelen, beschadigde elektrische bekabeling of
elke andere situatie die de veilige werking van het gereedschap zou kunnen beïnvloeden.
Wrijf na het gebruik de externe oppervlakken van het gereedschap proper m.b.v. een
propere vod.
Blaas regelmatig de ventilatieopeningen van de motor uit met perslucht om het ophopen
van stof en stofdeeltjes te voorkomen.
Wrijf regelmatig de kraag, spanhulsen en freesbits in met wat olie om roest te voorkomen.
Copyright © 2014 VARO
POWX0910
P a g i n a
| 9
NL
www.varo.com