Scherpstelvergrendeling
Voor fotocomposities waarbij het onderwerp zich niet in het midden van het beeld bevindt:
1
Richt het scherpstelframe op het onderwerp.
2
Stel scherp.
Druk de ontspanknop half
in om scherp te stellen
en de belichting in te
stellen. De scherpstelling
en de belichting worden
vergrendeld zolang de
ontspanknop half inge-
drukt blijft (AF/AE-vergren-
deling).
3
Bepaal de compositie op-
nieuw.
Houd de ontspanknop half
ingedrukt en beweeg de
camera om de compositie
te bepalen.
4
Maak de foto.
34
Automatische scherpstelling
Hoewel de camera is uitgerust met uiterst nauwkeurige
automatische scherpstelling, is het mogelijk dat er niet
kan worden scherpgesteld op onderstaande onder-
werpen. Als de camera niet in staat is om automatisch
scherp te stellen, gebruik dan scherpstelvergrendeling
om eerst scherp te stellen op een ander onderwerp dat
zich op dezelfde afstand bevindt en bepaal pas daarna
de compositie van de foto.
• Zeer glimmende onderwerpen, zoals spiegels of au-
1000
F3.3
to's.
• Zeer snel bewegende onderwerpen.
• Onderwerpen die zich achter een raam of andere re-
fl ecterende voorwerpen bevinden.
• Donkere onderwerpen en onderwerpen die licht ab-
sorberen in plaats van refl ecteren, zoals haar of bont.
• Niet tastbare onderwerpen, zoals rook of vuur.
• Onderwerpen die niet contrasteren met de achter-
grond (bijvoorbeeld een persoon in kleding die de-
zelfde kleur heeft als de achtergrond).
• Onderwerpen die zich voor of achter een contrastrijk
voorwerp bevinden dat eveneens in het scherpstel-
1000
F3.3
frame valt (bijvoorbeeld een onderwerp tegen een
achtergrond met veel contrasterende elementen).