Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Afstelling Van De Brander; Schoorsteentrek; Verbrandingslucht; Vlamcontrole - ACV BMV1 Installatie-, Gebruiks- En Onderhoudsvoorschriften

Inhoudsopgave

Advertenties

Afbeelding 16
Afbeelding 17
Afbeelding 18
B
A
1
MA 2
BMV1 / BMV2 / BMV1-FV / BMV2-FV : 662Y0800 • B

3.1 Afstelling van de brander

Verbrandingswaarden met een lage uitstoot worden bereikt als
de brander wordt afgesteld aan de hand van uitlaatgasmetingen
en geschikte meetinstrumenten.
De meetopening (Ø 8 mm) moet worden aangebracht op een
afstand van 2 maal de diameter van de uitlaatpijp achter de
verwarmingseenheid en moet na de meting worden gesloten.
Opgelet :
de leidingen voor de verwarmingseenheid en
het uitlaatgas moeten goed zijn afgedicht.

3.2 Schoorsteentrek

Voor een constante keteldruk moet een trekbegrenzer worden
geïnstalleerd in de uitlaatgasleiding. De trekbegrenzer moet zo
worden afgesteld, dat de onderdruk in de ketel in bedrijf niet
meer wordt dan 0,1 mbar.
Voor overdrukboilers moet de schoorsteentrek worden ingesteld
volgens de gebruiksaanwijzing van de boiler.

3.3 Verbrandingslucht

In de fabriek is een basisafstelling gekozen voor het luchtvolume
van de luchtinlaat en/of de luchtsmoorklep en het schot, die in
overeenstemming is met de gebruikte verstuiver. Deze
fabrieksmatige basisafstelling, die afhangt van de ketel en de
verstuivertolerantie, leidt tot een teveel aan lucht en moet
worden aangepast.
De benodigde hoeveelheid lucht wordt bepaald op basis van
roeting en CO2-metingen.
De lucht wordt geregeld met de stelschroef voor het schot en/of
de ventilatoras van de luchtsmoorklep en de luchtinlaat,
afhankelijk van de ventilatiedruk en de fotostroom.
A : Instelling luchtcontrole (afb.16)
Indien de regelschroef A naar LINKS gedraait wordt
vermindert het luchtdebiet, vermindert de druk aan het
meetpunt en verhoogt het CO 2 niveau in de rookgassen.
Naar RECHTS draaien opent de luchtklep en vermindert
het CO 2 niveau.
B : Instelling vlamhaker (afb.16)
De regelschroef B naar RECHTS draaien vermindert de
opening tussen vlamhaker en branderbuis. Zo vermindert
het secundaire verbrandingslucht en verhoogt het CO 2
niveau.
In tegendeel, naar LINKS draaien vergroot de opening
voor verbrandingslucht en vermidert dusdanig het CO 2
percentage in de rookgassen.
De basisinstelling van de fabriek moet worden aangepast met
de stelschroef van het schot. Zorg dat de ventilatiedruk tussen
2,0 en 3,5 mbar blijft.
Aanbevolen wordt een CO2-gehalte van 12 - 13 vol. %.
De ventilatordruk wordt gemeten bij drukmeetnippel 1
(zie afb. 17).
De roetwaarde mag niet hoger zijn dan 0,5 op een
roetwaardenschaal.

3.4 Vlamcontrole

De fotostroom wordt in serie gemeten met de fotoweerstand
(+pool op pen 12, max. 5 kOhm interne weerstand in het
instrument) (zie afb. 18).
De fotostroom moet in bedrijf tussen 55 μA en 100 μA liggen bij
230 V~ .
Indien gewenst is een meetadapter MA 2 (zie afb. 18)
verkrijgbaar.
EN
FR
NL
ES
IT
DE
PL
RU
nl
7

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Bmv1-fvBmv2Bmv2-fv

Inhoudsopgave