08
6. Let op
Omgeving
1) Het lasapparaat kan in een droge omgeving presteren met een vochtigheidsniveau van maximaal 90%.
2) De omgevingstemperatuur ligt tussen 10 en 40C.
3) Vermijdt lassen in zonneschijn of regen.
4) Gebruik het lasapparaat niet in een omgeving waar de omgeving vervuild is met geleidend stof of corrosief
gas in de lucht.
5) Vermijdt autogeen lassen in de omgeving van een sterke luchtstroom.
6) Voorkom kantelen. Zorg ervoor dat de lasstroombron niet op een gekanteld vlak wordt geplaatst.
Veiligheidsnormen
Het lasapparaat is uitgerust met een beveiligingscircuit voor overspanning, stroom en warmte. Wanneer de
spanning en de uitgangsstroom en de temperatuur van het lasapparaat de standaardwaarde overschrijden,
stopt het lasapparaat automatisch met werken. Omdat de schade kan toebrengen aan het lasapparaat, moet
de gebruiker op het volgende letten:
1) Zorg ervoor dat het werkgebied voldoende geventileerd is!
Het lasapparaat is een krachtig apparaat; wanneer het wordt gebruikt, genereert het een hoog stroomver-
mogen en de natuurlijke wind zal het lasapparaat niet voldoende koelen. Dus zit er een ventilator in het
lasapparaat om de machine te laten afkoelen. De inlaat mag niet geblokkeerd of afgedekt zijn; de afstand
is 0,3 meter van het lasapparaat naar de omgevingsobjecten. Zorg ervoor dat het werkgebied voldoende
geventileerd is. Het is belangrijk voor de prestaties en de duurzaamheid van het lasapparaat.
2) Zorg dat het lasapparaat niet overbelast raakt!
De bediener moet eraan denken om bij de inschakelduur de nominaal hoogste lasstroom in de gaten te
houden (reactie op de geselecteerde inschakelduur). Zorg dat de lasstroom de maximale inschakelduur niet
overschrijdt. Overbelasting van de stroom zal het lasapparaat beschadigen en verbranden.
3) Geen te hoge spanning!
De voedingsspanning is te vinden in de tabel met technische specificaties. Een automatisch compensatie-
circuit van de spanning zorgt ervoor dat de lasstroom binnen het toegestane bereik blijft. Als de voed-
ingsspanning het beperkte bereik overschrijdt, kan deze schade aan de onderdelen van het lasapparaat
veroorzaken. De bediener moet de situatie begrijpen en preventieve maatregelen nemen.
4) Er zit een aardingsschroef aan de achterkant van het lasapparaat en er is een aardingsmarkering op
aangebracht. De mantel moet grondig geaard zijn met een kabel die meer dan 6 vierkante millimeter is, om
statische elektriciteit en lekken te voorkomen.
5) Als de lastijd de beperkte inschakelduur overschrijdt, stopt het lasapparaat met werken; dit dient als
bescherming. Wanneer het lasapparaat oververhit raakt en de temperatuurregelaar op "AAN" staat, licht
het indicatielampje rood op. In deze situatie hoeft u niet de stekker uit het stopcontact te halen om de ven-
tilator het lasapparaat te laten afkoelen. Wanneer het indicatielampje uit is en de temperatuur daalt tot het
standaardbereik, kan er opnieuw met lassen begonnen worden. Het moet volledig beschermd en veilig zijn.
HYUNDAI
TIG-200P ACDC/220P ACDC