1
Klik de oplaadclip
op het toestel
2
Sluit de voedingskabel aan op een voedingsbron.
Het statuslampje brandt rood wanneer de halsband wordt
opgeladen.
3
Wanneer het statuslampje groen wordt, kunt u de oplaadclip
van de halsband verwijderen.
Het halsbandtoestel inschakelen
• Houd de aan-uitknop op het halsbandtoestel ingedrukt totdat
het statuslampje groen wordt en de band piept om de
trainingsmodus te starten.
• Als u op het halsbandtoestel de autonome BarkLimiter
modus wilt inschakelen, houdt u de aan-uitknop ingedrukt tot
het statuslampje blauw wordt
functie inschakelen via het halsbandtoestel, pagina
• Houd de aan-uitknop op het halsbandtoestel ingedrukt totdat
het statuslampje geel wordt om de koppelmodus te starten
(Een halsbandtoestel koppelen met het handheld-toestel,
pagina
2).
Het toestel uitschakelen
1
Houd de aan-uitknop op het halsbandtoestel ingedrukt totdat
het statuslampje rood wordt.
2
Laat de aan-uitknop los.
Het halsbandtoestel piept als het wordt uitgeschakeld.
OPMERKING: Als het toestel wordt uitgeschakeld in de
BarkLimiter modus, knippert het statuslampje het aantal
gecorrigeerde blafgeluiden voordat het wordt uitgeschakeld
(Bark Odometer
, pagina
™
Halsbandtoestel
U kunt maximaal 3 halsbandtoestellen gebruiken per handheld-
toestel.
Elk halsbandtoestel moet worden gekoppeld met het handheld-
toestel voordat het kan worden gebruikt. Tijdens het koppelen
krijgt elk halsbandtoestel een andere kleur toegewezen op het
handheld-toestel.
Een halsbandtoestel koppelen met het handheld-
toestel
OPMERKING: Als uw handheld-toestel en het halsbandtoestel
in hetzelfde pakket zijn geleverd, zijn de toestellen al in de
fabriek gekoppeld.
1
Zet de schakelaar op het handheld-toestel om en selecteer
de kleur die is toegewezen aan het halsbandtoestel.
2
Stel het intensiteitsniveau op het handheld-toestel in op een
genummerde positie.
3
Houd de aan-uitknop op het halsbandtoestel ongeveer 5
seconden ingedrukt totdat het statuslampje geel wordt.
4
Selecteer terwijl het statuslampje van het halsbandtoestel
geel is een trainingsknop op het handheld-toestel.
Het halsbandtoestel piept wanneer de toestellen zijn gekoppeld.
TIP: Als de toestellen niet zijn gekoppeld, dient u te controleren
of de batterijen in beide toestellen volledig zijn opgeladen en of
het intensiteitsniveau is ingesteld op een genummerde positie.
2
.
(De autonome BarkLimiter
4).
4).
Een halsbandtoestel selecteren
Voordat u een halsbandtoestel kunt selecteren en bedienen,
moet u het halsbandtoestel koppelen met het handheld-toestel
(Een halsbandtoestel koppelen met het handheld-toestel,
pagina
2).
Verschuif de schakelaar van het halsbandtoestel om de kleur
die is toegewezen aan een halsbandtoestel te selecteren.
De trainingsknoppen besturen het halsbandtoestel dat aan de
geselecteerde kleur is toegewezen.
De halsband omdoen
Als u irritatie door de contactpunten wilt voorkomen, verwijdert u
om de 24 uur de halsband gedurende ten minste acht uur.
Dit toestel mag niet voor mensen worden gebruikt. Probeer het
niet uit op personen.
Spuit geen agressieve chemische stoffen op het toestel of de
halsband, zoals anti-vlooien of anti-teken spray. Wacht tot de
anti-vlooien of anti-teken spray waarmee u de hond hebt
ingespoten volledig is opgedroogd, voordat u de hond de
halsband omdoet. Ook kleine hoeveelheden agressieve
chemische stoffen kunnen de plastic onderdelen en
beschermende laag van de halsband beschadigen.
Om de hond effectief te kunnen trainen, moeten de halsband en
het toestel goed om de hals van de hond worden bevestigd. Als
de halsband te los zit of niet goed gepositioneerd is, kan de
stimulatie inconsistent zijn. Dit kan ervoor zorgen dat de training
langer duurt of niet effectief is.
1
Plaats het toestel voor op de hals van de hond, met het
statuslampje richting onderkaak van de hond en de
contactpunten tegen de keel.
TIP: Voor blafcorrectie moeten de contactpunten van het
toestel zich dicht bij de stembanden van de hond bevinden.
De exacte plaats kan per hondenras verschillen. Als het
toestel het geblaf van de hond niet lijkt te detecteren, kunt u
proberen de juiste plaats te vinden door het toestel verder
van of dichter bij de romp van de hond te positioneren.
2
Trek de halsband strakker rond de hals van de hond en maak
de gesp vast.
OPMERKING: De band moet stevig vastzitten, zodat deze
niet kan verdraaien of verschuiven. De hond moet zijn voer
en water normaal kunnen doorslikken. Observeer het gedrag
van uw hond om te controleren of de band niet te strak zit.
3
Beweeg het toestel heen en weer, zodat de contactpunten
door de vacht van de hond heendringen.
OPMERKING: De contactpunten moeten contact maken met
de huid van de hond om effectief te zijn.
LET OP
Aan de slag