Hoogtemeting met drie referentiepunten
De referentiepunten moeten bij deze meting niet
horizontaal op het meetniveau liggen (meetlijnen 1 & 3)
bijv. het meetapparaat bevindt zich op een heuvel of in een
verdieping van een tegenoverliggend gebouw. Meetlijn 2
moet horizontaal tegenoverliggend worden gemeten.
• Druk op de knop
van de meetfuncties te gaan.
• Druk op de knop
meetfunctie in oplopende of aflopende volgorde te
selecteren: Selecteer de gedeeltelijke hoogtemeting
en bevestig uw keuze met de knop MEAS (4).
• Meet nu de drie daarvoor nodige lengten. Houd u bij de
meetvolgorde en de apparaatuitlijning aan de cijfers in de
voorafgaande afbeelding. De hoogte wordt automatisch
berekend en verschijnt in de onderste regel.
f) Lengte- en gedeeltelijke lengtemeting
Een referentiepunt moet op het meetniveau liggen (meetlijn
3) bijv. het meetapparaat bevindt zich aan de voet van
een gebouw. Meetlijn 3 moet horizontaal tegenoverliggend
worden gemeten.
• Druk op de knop
van de meetfuncties te gaan.
• Druk op de knop + (9) of de knop - (12), om de lengte-/
gedeeltelijke lengtemeting te selecteren
uw keuze met de knop MEAS (4).
26
(3), om naar de instellingssequentie
+ (9) of de knop
(3), om naar de instellingssequentie
- (12) om een
en bevestig