Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u
uitglijden, in aanraking komen met het mes
en ernstig letsel oplopen. Maai uitsluitend in
droge omstandigheden.
• Wees bedacht op het risico van brand in zeer
droge omstandigheden; neem alle plaatselijke
brandwaarschuwingen in acht en houd de machine
vrij van droog gras en bladafval.
• Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor
wordt het maaisel beter over het gazon verstrooid,
zodat het gazon gelijkmatig wordt bemest.
• Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet
tevreden bent, probeer dan een of meer van de
volgende stappen:
– Vervang het maaimes of laat het slijpen.
– Loop langzamer tijdens het maaien.
Onderhoud
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval
Na de eerste 5 bedrijfsuren
Bij elk gebruik of dagelijks
Om de 25 bedrijfsuren
Vóór de stalling
Jaarlijks
Belangrijk: Zie de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
Onderhoudsprocedure
• Motorolie verversen.
• Het motoroliepeil controleren.
• Controleer of de motor binnen 3 seconden stopt nadat u de bedieningsstang van
het maaimes hebt losgelaten.
• Maaisel en vuil van de onderkant van de maaikast verwijderen.
• Het luchtfilter vervangen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile
omstandigheden).
• Laad de accu gedurende 24 uur op (uitsluitend model 20656).
• Laat de benzine uit de brandstoftank lopen voordat u vereiste reparaties uitvoert of
de machine stalt.
• Motorolie verversen.
• Tandwieloverbrenging smeren.
• Vervang het maaimes of laat het slijpen (vaker als de snijrand snel bot word).
• Zie de Gebruikershandleiding van de motor voor eventuele verdere
onderhoudsprocedures.
– Stel de maaimachine in op een hogere
maaihoogte.
– Maai het gras vaker.
– Laat de maaibanen overlappen in plaats van
steeds een volledig nieuwe baan te maaien.
– Stel de maaihoogte bij de voorwielen één stand
lager in dan bij de achterwielen. Bijvoorbeeld:
zet de maaihoogte van de voorwielen op 51 mm
en die van de achterwielen op 60 mm.
Bladeren fijnmaken
• Na het maaien moet altijd 50 % van het gazon
zichtbaar blijven door de bladerlaag. Dit kan een of
meerdere rondgangen over de bladeren vereisen.
• Als er een laag bladeren van meer dan 13 mm op
het gazon ligt, moet u de voorwielen een of twee
uitsparingen hoger zetten dan de achterwielen.
• Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg
maakt, is het beter om wat langzamer te maaien.
15