Bedieningshandleiding
Veiligheidsmodule
3. Montage
3.1 Algemene montage-instructies
De bevestiging gebeurt via snelbevestiging voor DIN rails volgens
EN 60715.
3.2 Afmetingen
Afmetingen component (H/B/D): 100 x 45 x 121 mm
4. Elektrische aansluiting
4.1 Algemene opmerkingen betreffende de elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting mag uitsluitend in spanningsloze
toestand door gemachtigd en gekwalificeerd personeel
uitgevoerd worden.
Schakelvoorbeelden zie bijlage
5. Werkingsprincipe en instellingen
AES 2355/2356 en AES 2555/2556
Bewaking van twee veiligheidsschakelaars, die gelijktijdig door
een beschermvoorziening bediend worden (bijv. veiligheidsdeur,
verschillend bedieningsprincipe). Bewaking van een of meerdere
beschermvoorzieningen in een serie-/parallelschakeling is uitsluitend
mogelijk met een veiligheidsmodule van de serie AES 2355/2356
en AES 2555/2556. Het aantal aangesloten veiligheidsschakelaars
wordt beperkt door de contactovergangs- en kabelweerstand. Deze
totale weerstand mag 300 Ω niet overschrijden. Bij magnetische
veiligheidssensoren met LED vermindert de lichtintensiteit van de LED
naarmate er meer beschermvoorzieningen geopend worden.
AES 2365/2366 en AES 2565/2566
Bewaking van twee veiligheidsschakelaars die door verschillende
beschermvoorzieningen bediend worden (bijv. twee veiligheidsdeuren
die onafhankelijk van elkaar geopend worden).
5.1 Werkingsprincipe na het inschakelen van de bedrijfsspanning
Zonder aanlooptest AES 2355 / 2555 / 2365 / 2565
1. De functie van de veiligheidsmodule wordt gecontroleerd.
2. Als de beschermvoorziening gesloten is, sluit het vrijgavecontact van
de veiligheidsmodule. De groene LED brandt.
3. De kabel en de aangesloten veiligheidsschakelaar worden pas bij het
openen van de beschermvoorziening gecontroleerd.
Met aanlooptest AES 2356 / 2556 / 2366 / 2566
1. De functie van de veiligheidsmodule wordt gecontroleerd.
2. De beschermvoorziening moet bediend worden om de kabels en de
aangesloten veiligheidsschakelaar te controleren (aanlooptest).
3. Wordt de beschermvoorziening gesloten, dan sluit het
vrijgavecontact van de veiligheidsdmodule. De groene LED brandt.
Wordt de beschermvoorziening geopend, dan opent het vrijgavecontact
van de veiligheidsmodule. De machine stopt en de gele LED knippert.
Bij de modellen AES 2555 / 2556 / 2565 / 2566 wordt tegelijkertijd
het verbreekcontact 51/52 gesloten. Dit mag echter niet in het
veiligheidscircuit geïntegreerd worden.
Ingangen S1 - S14/S22; S2 - S14/S22
Sluit veiligheidsschakelaars met telkens een verbreekcontact (NC) en
een maakcontact (NO) op de ingangen S1/S2 aan.
Terugkoppeling X1/X2
De terugkoppeling van de externe contactoren en/of een startknop
aan de ingangen X1 en X2 aansluiten of de ingangen X1 en X2
overbruggen.
AES 2355/2356; AES 2555/2556
AES 2365/2366; AES 2565/2566
Tijdvertraging X7/X8
Door het overbruggen van de aansluitingen X7/X8 kan de tijdvertraging
(tijd waarin een contact van de schakelaar of de volledige deur zonder
foutmelding kan natrillen nadat de deur de eerste keer gesloten wordt)
verlengd worden van 0,1 s tot 1 s. De tijdvertraging is tegelijkertijd de
tijd, die verstrijkt tussen het sluiten van de deur en het inschakelen van
de relais.
Uitgangen
Vrijgavecontacten 13-14, 23-24, 33-34, (43-44)
Maakcontacten voor veiligheidsfuncties
Bijkomend contact 51-52
Verbreekcontact voor signalisatiedoeleinden
Bijkomende uitgangen Y1/Y2
Y1: aanduiding "deur open"
Y2: aanduiding "fout"
De bijkomende uitgangen Y1 en Y2 mogen niet in het veiligheidscircuit
geïntegreerd worden; zij mogen uitsluitend voor signaleringsdoeleinden
gebruikt worden.
6. Gebruik en onderhoud
6.1 Functietest
De veiligheidsfunctie van de veiligheidsmodule moet getest worden.
Hierbij moet vooraf het volgende gegarandeerd zijn:
1. Bevestiging van de veiligheidsmodule
2. De toevoerkabel dient intact te zijn
6.2 Onderhoud
Bij een correcte installatie en doelmatig gebruik vereist de
veiligheidsmodule geen onderhoud.
Wij raden een regelmatige visuele inspectie en functietest aan,
inclusief de volgende stappen:
• Bevestiging van de veiligheidsmodule controleren
• Voedingskabel op eventuele beschadigingen controleren
Beschadigde of defecte componenten moeten onmiddellijk
vervangen worden.
7. Demontage en afvalverwijdering
7.1 Demontage
De veiligheidsmodule mag uitsluitend in spanningsloze toestand
gedemonteerd worden.
7.2 Afvalverwijdering
De veiligheidsmodule moet op een correcte manier volgens de
geldende nationale voorschriften en wetgevingen afgevoerd worden.
8. Bijlage
8.1 Aansluitvoorbeelden
De getoonde toepassingsvoorbeelden zijn voorstellen. De gebruiker
moet echter de schakeling en de geschiktheid van het product voor de
specifieke toepassing controleren.
Het schakelvoorbeeld wordt getoond met gesloten
beschermvoorzieningen en in spanningsloze toestand. Inductieve
verbruikers (externe relais enz.) moeten via een aangepaste schakeling
ontstoord worden. Geen andere verbruikers op de klemmen S..
aansluiten.
NL
3