Tips voor bediening en
gebruik
Verwijder stokken, stenen, draden, takken en
•
andere rommel die het mes kan raken, uit het
werkgebied.
Zorg ervoor dat het mes geen vaste voorwerpen
•
raakt. Maai nooit met opzet over voorwerpen.
Als de maaimachine toch een voorwerp raakt en
•
begint te trillen, moet u meteen de motor
afzetten, de bougiekabel losmaken en de
maaimachine op beschadiging controleren.
De beste resultaten krijgt u door een nieuw mes
•
te monteren voordat het maaiseizoen begint.
Vervang indien nodig het maaimes door een
•
origineel Toro-mes.
Gras maaien
U moet telkens niet meer dan ongeveer eenderde
•
van de grassprieten afmaaien. Maai niet met een
stand lager dan 51 mm, tenzij de grasmat dun is,
of als het laat in het najaar is wanneer het gras
langzamer begint te groeien. Zie Maaihoogte
instellen, blz. 6.
Als u gras wilt maken dat langer dan 15 cm is,
•
moet u maaien bij de maximale maaihoogte en
een langzamere loopsnelheid. Vervolgens gaat u
maaien bij een lagere maaihoogte om het gazon
een zo fraai mogelijk uiterlijk te geven. Als het
gras te hoog is, kan de maaimachine verstopt
raken en de motor afslaan.
Maai uitsluitend droog gras of droge bladeren.
•
Nat gras en natte bladeren gaan aankoeken,
waardoor de maaimachine verstopt kan raken of
de motor kan afslaan.
Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u
uitglijden, in aanraking komen met het mes en
ernstig letsel oplopen. Maai uitsluitend in droge
omstandigheden.
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor
•
wordt het maaisel beter over het gazon
verstrooid, zodat het gazon gelijkmatig wordt
bemest.
10
Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet
tevreden bent, probeer dan een of meer van de
volgende stappen:
Vervang het maaimes of laat het slijpen.
•
Loop langzamer tijdens het maaien.
•
Stel de maaimachine in op een hogere
•
maaihoogte.
Maai het gras vaker.
•
Laat de maaibanen overlappen in plaats van
•
steeds een volledig nieuwe baan te maaien.
Stel de maaihoogte bij de voorwielen één stand
•
lager in dan bij de achterwielen. Bijvoorbeeld: zet
maaihoogte van de voorwielen op 51 mm en die
van de achterwielen op 60 mm.
Bladeren fijnmaken
Na het maaien moet altijd 50 % van het gazon
•
zichtbaar blijven door de bladerlaag. Dit kan een
of meerdere rondgangen over de bladeren
vereisen.
Als er een laag bladeren van meer dan 13 mm op
•
het gazon ligt, moet u de voorwielen een of twee
uitsparingen hoger zetten dan de achterwielen.
Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg
•
maakt, is het beter om wat langzamer te maaien.
Als u veel eikenbladeren fijnmaakt, kunt u in het
•
voorjaar kalk op het gazon strooien. Dit
vermindert de zuurgraad van de eikenbladeren.
3352-582