6
nl | Systeemoverzicht
2
Systeemoverzicht
2.1
Configuratie van de melder
1
2
3
4
5
6
2.2
Functiebeschrijving van de sensortechnologie
2.2.1
Optische sensor (rookmelder)
De optische sensor maakt gebruik van de strooilichtmethode.
Een LED zendt een lichtsignaal naar de meetkamer (item 1); dit licht wordt geabsorbeerd in
de labyrintstructuur. Bij brand dringt de rook de meetkamer in. Het licht wordt verstrooid door
de rookdeeltjes en raakt de fotodiodes, die de lichthoeveelheid omzetten in een proportioneel
elektrisch signaal.
2.2.2
Thermosensor (hittedetector)
Een thermistor (item 2) in een weerstandsnetwerk doet dienst als thermosensor; een analoog-
digitaal-omvormer meet met regelmatige tussenpozen de temperatuurafhankelijke spanning.
De temperatuursensor schakelt naar de alarmstatus als de maximumtemperatuur boven 54°C
komt (thermomaximaal) of als er binnen een bepaalde tijd een ingestelde
temperatuurverhoging plaatsvindt (thermodifferentiaal).
2.2.3
Chemische sensor (gassensor)
De gassensor (item 3) detecteert hoofdzakelijk de
koolmonoxide (CO) die bij een brand ontstaat, maar
detecteert ook waterstof (H) en stikstofmonoxide (NO).
Het onderliggende meetprincipe is CO-oxidatie en de
meetbare stroom die daardoor wordt opgewekt. De sterkte
van het sensorsignaal is evenredig aan de concentratie van het
gas.
De gassensor levert extra informatie om storende variabelen
betrouwbaar te onderdrukken.
2.3
Beschrijving van het systeem
De FCP-320/FCH-320 Serie brandmelders zijn leverbaar met maximaal twee ingebouwde
detectieprincipes:
–
–
–
2021.03 | 11 | F.01U.004.377
Rookmeetkamer met optische sensor
Thermosensor
Chemische sensor (niet zichtbaar in de
dwarsdoorsnede)
Afzonderlijke alarmindicator
Printplaat met evaluatie-elektronica
Meldersokkel
Optisch (rook): O
Thermisch (hitte): T
Chemisch (gas): C
2
Configuratie van de melder
Bedieningshandleiding
Conventionele Automatische Brandmelders
4
6
5
Chemische sensor
Bosch Sicherheitssysteme GmbH
3
1
3