2 – Installatie
Aanbevolen werkwijzen m.b.t. aarding en bescherming
2. De snijtafel wordt gebruikt als gemeenschappelijk (of stervormig) EMI-aardingspunt en moet zijn voorzien van
schroefbouten die aan de tafel zijn gelast met een koperen geleidingsstrip erop bevestigd. Een aparte geleidingsstrip
moet op de portaalsnijmachine worden bevestigd, zo dicht mogelijk bij elke motor. Als elk uiteinde van de
portaalsnijmachine een motor heeft, moet een aparte EMI-aardkabel worden gelegd van de verste motor naar de
geleidingsstrip van de portaalsnijmachine. De geleidingsstrip van de portaalsnijmachine moet een aparte, zware
EMI-aardkabel hebben 21,2 mm
(externe hoogfrequentconsole) moeten elk een aparte EMI-aardkabel krijgen naar de rail van de tafel.
3. Binnen 6 m van de snijtafel moet een aardingsstaaf worden aangebracht die voldoet aan alle toepasselijke nationale
en regionale elektrische voorschriften. Dit is een PE-aarding die met groen-gele aardkabel van 16 mm
een gelijkwaardige kabel moet worden aangesloten op de aardgeleidingsstrip op de snijtafel.
4. Voor de doeltreffendste bescherming gebruikt u Hypertherm CNC-interfacekabels voor de in- en uitgangssignalen,
de seriële communicatie, de aansluitingen tussen plasmasystemen en voor de onderlinge verbindingen tussen alle
onderdelen van het Hypertherm-systeem.
5. Alle onderdelen die voor het aardingssysteem worden gebruikt, moeten van messing of koper zijn. U kunt stalen
bouten gebruiken die aan de snijtafel zijn gelast voor de bevestiging van de aardrail, maar u mag voor het
aardingssysteem geen andere aluminium of stalen onderdelen gebruiken.
6. De wisselstroom-, PE- en onderhoudsaarding moeten op alle onderdelen worden aangesloten conform de nationale
en regionale voorschriften.
7.
Bij een systeem met een externe hoogfrequentconsole (RHF) moeten de positieve en negatieve kabel en
de hulpboogkabel over een zo groot mogelijke afstand worden gebundeld. De toortsslang, aardkabel en de
hulpboogkabels (nozzle) mogen alleen evenwijdig lopen met andere draden of kabels als ze ten minste 150 mm
uit elkaar blijven. Laat voedingskabels en signaalkabels zo mogelijk in aparte kabelgoten lopen.
8. Bij een systeem met een RHF-console moet de ontstekingsconsole zo dicht mogelijk bij de toorts worden
gemonteerd en moet een aparte aardkabel krijgen die rechtstreeks op de geleidingstrip op de snijtafel wordt
aangesloten.
9. Alle Hypertherm-componenten en alle overige kasten en behuizingen van CNC of motor moeten een aparte
aardkabel krijgen naar het gemeenschappelijke punt op de tafel (stervormige aarding). Dit geldt ook voor de
ontstekingsconsole, ook al is deze met bouten vastgezet aan het plasmasysteem of aan de snijtafel.
10. De metalen gevlochten bescherming van de toortsslang moet stevig worden verbonden met de ontstekingsconsole
en de toorts, en moet elektrisch worden geïsoleerd van metaal en mag niet in contact komen met de vloer of het
gebouw. De toortsslang kan in een kunststof kabelgoot worden gelegd of worden afgedekt met een bescherming
van kunststof of leer.
11. De toortshouder en het wegklapmechanisme van de toorts (het deel dat op de lifter is bevestigd, niet het deel op de
toorts) moeten met het vaste deel van de lifter worden verbonden met behulp van koperlitze van ten minste 12,7 mm
breed. Van de lifter naar de aardgeleidingsstrip op de portaalsnijmachine moet een aparte kabel worden gelegd.
Ook de kleppen moeten apart worden geaard naar de aardgeleidingsstrip op de portaalsnijmachine.
12. Als de portaalsnijmachine werkt op rails die niet aan de tafel zijn gelast, moet elke rail met een aardkabel aan het
uiteinde van de rail worden verbonden met de tafel. De aardkabels van de rail worden rechtstreeks op de tafel
aangesloten en moeten niet op de aardgeleidingstrip van de tafel worden aangesloten.
13. Als u een spanningsdelerspaneel installeert, moet u deze zo dicht mogelijk bij het punt waar de boogspanning wordt
gemeten monteren. Een aanbevolen locatie is binnenin de behuizing van het plasmasysteem. Als geen
Hypertherm-spanningsdeler wordt gebruikt, wordt het uitgangssignaal geïsoleerd van alle andere circuits. Het
verwerkte signaal moet worden doorgegeven via een in elkaar gedraaide, beschermde kabel (Belden 1800F of
gelijkwaardig). Gebruik een kabel met een gevlochten afscherming, geen afscherming van folie. Sluit de bescherming
aan op het chassis van een plasmasysteem en sluit het andere uiteinde niet aan.
14. Alle overige signalen (analoog, digitaal, serieel en codeerder) moeten worden doorgegeven via in elkaar gedraaide
draadparen in een beschermde kabel. De stekkers van deze kabels moeten een metalen behuizing hebben. De
bescherming, niet de drain, moet aan beide uiteinden van de kabel worden aangesloten op de metalen behuizing
van de stekkers. Laat de bescherming of de drain nooit via de stekker contact maken met de pennen.
52
(047031) naar de geleidingsstrip van de tafel. De toortslifter en de RHF
2
EDGE Pro SERCOS III CNC Gebruikershandleiding 807655
(047121) of
2