Gebruiksaanwijzing
ALFA 71 MOD EV
O
-20/+80
C
Modulerend Thermostaat met externe vrijgave
VDH doc. 110135
Software: 110110 ALFA 71 MOD EV -20/+80
* Installatie.
Op de bovenzijde van de ALFA 71 MOD EV modulerende thermostaat met externe vrijgavestaat vermeld hoe
de voeler, digitale ingang, netspanning en relais dienen te worden aangesloten.
Nadat de ALFA 71 MOD EV onder spanning is gezet wordt een zelftest functie doorlopen, waarna de
temperatuur in het display wordt weergegeven.
* Bediening.
De ALFA 71 MOD EV thermostaat is door middel van een viertal druktoetsen op het front te bedienen:
SET
- bekijken / veranderen van ingestelde waarde en resetten van het alarm.
UP
- verhogen van ingestelde waarde.
DOWN
- verlagen van de ingestelde waarde.
C
- verborgen toets boven SET toets
* Bekijken setpoint.
Door op de SET toets te drukken wordt het ingestelde setpoint zichtbaar. Tevens gaat de decimale punt van het
laatste segment, naast SET toets, in het display knipperen.
Enkele seconden na het loslaten van de SET toets verdwijnt het setpoint en wordt de gemeten waarde weer
zichtbaar. Dit kan ook bereikt worden door de verborgen C toets even in te drukken.
* Veranderen setpoint.
Druk op de SET toets zodat het setpoint in het scherm verschijnt. Laat de SET toets los. Door nu op de SET toets
te drukken tegelijk met de UP of DOWN toetsen kan het setpoint veranderd worden.
Enkele seconden na het loslaten van de toetsen verschijnt de gemeten waarde weer in het display. Dit kan ook
bereikt worden door de verborgen C toets even in te drukken.
* Status indicaties
Druk op de verborgen C toets. De drie segmenten geven de status van de relais aan, waarbij 0=uit en 1=aan.
De code 110 betekent dus dat de relais 1 en 2 aan zijn en relais 3 uit is.
Met de decimale punten worden de volgende status indicaties weergegeven:
• linker decimale punt:
• middelste decimale punt:
• rechter decimale punt:
* Uitlezen klepstand.
Druk op de UP toets, in het display verschijnt nu de huidige klepstand.
* Externe regeling vrijgave.
Met de digitale contact ingang kan de regeling extern worden vrijgegeven of gestopt. Het is instelbaar (P03) of
de vrijgave met een open of gesloten contact wordt gegeven. Nadat met het contact de regeling is vrijgegeven,
kan het daadwerkelijk vrijgeven (starten) van de regeling nog worden vertraagd met een instelbare
regelvertraging (P04)
* Klepstand reset.
De klepstand wordt door de regelaar geregeld, maar de regelaar ontvangt daarvan geen terugkoppeling.
Er wordt in de regelaar intern met een berekende klepstand gewerkt. Die wordt berekend op basis van de
ingestelde klep looptijd (P12) en de uitgevoerde relais bekrachtigingen. Bij aanschakelen (voedingsspanning)
gaat de regelaar uit van een minimum klepstand.
Om de werkelijk klepstand en de intern berekende klepstand daarna voldoende aan elkaar gelijk te houden is
soms een klepstand reset nodig. Een klepstand reset houdt in dat gedurende 1.5 x de looptijd van de klep, de
klep naar de ingestelde reset klepstand (P14) wordt geregeld. Na een klepstand reset is de intern berekende
klapstand weer gecalibreerd en wordt de normale regeling voortgezet.
Tijdens de normale regeling wordt op periodiek tijdsintervallen (P13) beoordeeld of er een klepstand reset nodig
is: Er wordt dan een klepstand reset uitgevoerd als de klep (nog) niet op de minimale of maximale stand staat.
De periodieke klepstand resets zijn indien gewenst ook uit te schakelen (P13 = 0), Met parameters P16 t/m P17
is in te stellen op welke momenten er nog meer geforceerd een klepstand reset moet wordt uitgevoerd.
Met parameters P41 t/m P44 kan worden ingesteld wat er met de klepstand dient te gebeuren bij verschillende
condities: regelvertragingen, voelerstoring en alarmen.
Versie: v1.0
File: Do110135.wpd
knipperend
= regelvertraging na powerfailure (P40) loopt
knipperend
= klepstand reset loopt (1,5 x looptijd P12)
continu brandend
= geen externe vrijgave
knipperend
= regelvertraging na externe vrijgave (P04) loopt
1
Datum: 07-02-2011
Bereik:-20/+80,0C