9. Bediening
a) Maaihoek instellen
1. Klap de ontgrendelingshendel voor de glijschoen (1) naar voren.
2. Schuif de glijschoen (14) een beetje naar voren om de vergrendeling los te maken.
3. Stel hier de gewenste zaaghoek in. De hoek wordt zichtbaar op een schaal van de glijschoen (14) en kan in stap-
pen van 15° in een bereik van +/- 45° worden ingesteld.
4. Schuif de glijschoen (14) weer naar achteren, tot de hoekinstelling in de bijbehorende groef vast klikt.
5. Klap de ontgrendelingshendel voor de glijschoen (1) weer naar achteren om de glijschoen (14) weer te fixeren.
b) Slag instellen
Stel de gewenste slag in met de slagschakelaar (13).
• Stand "exact" > slag uitgeschakeld
• Stand 1 > lage slag
• Stand 2 > gemiddelde slag
• Stand 3 > maximale slag
De slag zorgt voor een pendelbeweging van het zaagblad. Hoe kleiner de slag, hoe nauwkeuriger de
snede. Hoe groter de slag, hoe sneller de snede, echter wordt de snede ook minder nauwkeurig.
Stel bij het zagen van dunne werkstukken of bij bochtige sneden geen of slechts een geringe slag in.
12
1
5
2
4
3