Hoofdstuk 4 – Gebruik van het bedieningspaneel
L
Enter
Menutoets
Menu
Via de menutoets kunnen alle elf menu's worden opgeroepen. Eenmaal drukken roept de eerste menufunctie
op, tweemaal drukken voor de tweede menufunctie, enz. Als gedurende 15 seconden in een menuscherm geen
toets wordt ingedrukt, dan keert het display terug naar het hoofdscherm. Tip: wilt u toch langer dan 15 seconden in
een menuscherm blijven, houdt dan de
Enter toets
Enter
Na 3 seconden vasthouden van de Enter toets, kan een instelling worden gewijzigd. De invoermodus wordt
aangegeven door een knipperende cursor in de wijzigbare instelling. Nogmaals indrukken van de Enter toets zal de
invoer opslaan en de cursor naar het volgende instelbare veld in het scherm verplaatsen. Als de laatste instelbare
Menu
keuze in een scherm wordt bevestigd met de Enter toets, dan zal de invoermodus automatisch afsluiten en de
nieuwe instellingen worden opgeslagen.
filterlevensduur LED's: Steeds als het systeem aan staat, geeft de kleur van de filterlevensduur LED's (light emitting
diodes) de status aan van de individuele filters in het systeem. Opmerking: De plaats van de filterlevensduur LED's
op het bedieningspaneel correspondeert met de werkelijke posities van de filters in het systeem.
De filterlevensduur LED's signaleren vier mogelijke stadia in de levensduur van het filter:
1. Groen:
2. Oranje:
3. Rood:
4. Rood knipperend:
Ventilatorsnelheid LED's: Deze LED's simuleren de ventilatorsnelheid door middel van de frequentie van hun rotatie.
Hoe sneller de rotatie van de ventilatorsnelheid LED's, des te sneller de werkelijke ventilatorsnelheid van het apparaat.
4.2 Bedieningspaneel vergrendelen
Het bedieningspaneel kan worden vergrendeld om onbevoegd
wijzigen van instellingen te voorkomen. Om de bedieningspaneel
toetsen te vergrendelen of vrij te geven, de Menu en de Enter toets
3 seconden tegelijkertijd ingedrukt houden. Een geactiveerde
vergrendeling wordt in het display van het bedieningspaneel
aangeduid met een ster pictogram. De vergrendelfunctie wordt
uitgeschakeld door de netstroom af te schakelen.
4.3 Ventilatorsnelheid en luchtuitblaas
Het IQAir® systeem kan op zes verschillende ventilatorsnelheden worden ingesteld. Deze komen overeen met zes
verschillende luchtdoorvoercapaciteiten. Stand 1 is de laagste, stand 6 de hoogste ventilatorsnelheid. Bij hogere
ventilatorsnelheden zal meer lucht door het systeem worden gefilterd. De hoogste instelling voor ventilatorsnelheid
levert extra vermogen om lucht te zuiveren in situaties met een verhoogde vervuilingsgraad. Om een beter inzicht
te hebben in de prestaties van het systeem bij de verschillende ventilatorsnelheden, wordt op het standaard scherm
niet alleen de ventilatorsnelheid aangegeven, maar ook de uitblaascapaciteit (luchtverplaatsing). De getoonde
luchtverplaatsing is een fabrieksinstelling en wordt niet door het systeem zelf gemeten.
4.3.1 Regelen van de ventilatorsnelheid
1. Als het IQAir® systeem is uitgeschakeld (wachtstand), dan staat de
modelaanduiding op de eerste regel van het LCD display. Druk de aan/uit
toets (helemaal links op het bedieningspaneel) in om het systeem in te
schakelen.
2. Het LCD toont nu de ventilatorsnelheid en de overeenkomstige
luchtverplaatsing. Opmerking: Het systeem start met dezelfde
ventilatorsnelheid op, als waarmee het de laatste keer werd gebruikt.
3. Druk de
toets in om de ventilatorsnelheid te wijzigen.
toets ingedrukt.
Het filter is nog steeds binnen 80% van de geschatte levensduur.
Het filter nadert de laatste 20% van de geschatte levensduur.
Het filter heeft het einde van de geschatte levensduur bereikt.
Het filter is ouder dan de geschatte levensduur en moet direct worden vervangen.
De effectiviteit van het IQAir® systeem is met grote waarschijnlijkheid sterk verminderd,
ofwel door een gereduceerde luchtdoorvoer (deeltjesfilters raken verstopt) of een
reductie in filterefficiëntie (gasfase filter is verzadigd).
*
HyperHEPA
V5-Cell
PreMax