2.2 I Hydraulische aanslui� ngen
2.2.1 Plaatsing van de sensor en van het injecti epunt
• De pH-sensor moet op meer dan 30 cm voor of na de bocht op de leiding geïnstalleerd worden.
In het voorkomende geval de als opti e verkrijgbare POD-kit gebruiken. Bij het niet respecteren
van deze plaatsing kunnen foute of instabiele meti ngen optreden.
• Het uiteinde van de pH-sensor mag niet in contact komen met de leiding.
• Nimmer een pH-sensor voor de fi lterpomp of tussen de pomp en de fi lter installeren. Het resul-
taat zou een willekeurige uitlezing en een kortere levensduur zijn.
• De pH-sensor moet na de fi lter en voor het verwarmingssysteem geplaatst worden,
• Deze moet verti caal of in een schuine stand van maximaal 45° geplaatst worden en nooit met de kop naar
beneden.
• De injecti e moet het laatste element op het circuit van het zwembad zijn, na de eventueel aanwezige
verwarmings- en behandelingssystemen.
8