Originele gebruiksaanwijzing
AERO
AEROVITAL ambience
6
Apparaatbeschrijving
6.1 Werking van het apparaat
6.1.1 Be-.en.ontluchten.met.een.ventilator.en.
warmteterugwinning
1
4
• De buitenlucht (1) wordt aangezogen en komt als
gefilterde aanvoerlucht (2) in de ruimte terecht.
• De afvoerlucht (3) wordt aangezogen en komt als
afgevoerde lucht (4) in de buitenlucht terecht.
• Beide luchtstromen worden afwisselend door de
twee warmtewisselaars geleid. De buitenlucht wordt
voorverwarmd, voordat deze als aanvoerlucht in
de ruimte terechtkomt (met name in het koude
seizoen).
6/20
2
3
09.2023
6.1.2 Ventileren.in.de.automatische.modus
• In de automatische modus worden de blaasstanden
1 t/m 5 geregeld. De noodzakelijke blaasstand is
afhankelijk van de temperatuur en luchtvochtigheid,
alsmede optioneel van de CO
TVOC-waarde. De ongunstigste waarde is daarbij
doorslaggevend.
• De ventilatoren worden niet uitgeschakeld, maar
lopen in een minimaal basisniveau.
• De temperatuur- en vochtsensor meet de
temperatuur alsmede de luchtvochtigheid binnen en
buiten.
• De luchtkwaliteitsensor met CO
stelt op basis van de menselijke uitademing
(waterstof H
) een afgeleide CO
2
Voor de vaststelling van de TVOC-waarde
wordt aanvullend rekening gehouden met het
ethanolgehalte in de lucht.
• TVOC (Total Volatile Organic Compounds) zijn
vluchtige organische verbindingen in de vorm van
gassen (bijv. ethanol, koolmonoxide, methaan,
butaan en sigarettenrook).
6.1.3 Condens-.en.antivriessturing
• De condens- en antivriessturing dient ter
bescherming van het apparaat en garandeert
de werking van het apparaat ook bij lagere
buitentemperaturen.
• De vocht- en temperatuursensoren registreren
continu de omgevingsomstandigheden. Bij
extreme omgevingsomstandigheden wordt het
apparaat uitgeschakeld. Dit kunnen bijv. lagere
buitentemperaturen of een bijzonder hoge
kamerluchtvochtigheid zijn.
-waarde en de
2
- en TVOC-regeling
2
-waarde vast.
2
H47.WANS007NL-03