1. Stel de maximumsnelheid in met de
snelheidspotentiometer A.
2. Trek aan de starthendel om de rolstoel te laten rijden.
Hoe meer u trekt, des te sneller de rolstoel zal rijden,
totdat de maximumsnelheid is bereikt.
5.4 De rolstoel bedienen met de IDC
1. Druk op de aan/uit-knop van de IDC om de rolstoel in
te schakelen. Het display op de bedieningskast licht op.
Er kan met de rolstoel worden gereden.
2. Stel de rijsnelheid in (snelheidspotentiometer — zie 5.3
De snelheid instellen, pagina 12).
3. Trek aan de starthendel om de rolstoel in beweging te
brengen.
U kunt instellen of de rolstoel vooruit of achteruit moet
rijden door op de schakelknop voor vooruit of achteruit A
te drukken. Als de achteruitversnelling is geselecteerd, gaat
de pijl B branden.
Na opnieuw opstarten zal de elektrische rolstoel
altijd vooruit rijden.
1644868-A
5.4.1 De rolstoel besturen
Het elektronische systeem in het handvat (1) registreert de
handbeweging van de begeleider. Lichte druk op het handvat
naar links of rechts wordt vertaald in een rijopdracht voor
de achterwielen, zodat bochten kunnen worden gemaakt
zonder dat dit veel kracht kost.
Zorg dat u vertrouwd raakt met het sturen via IDC,
zodat de rolstoelgebruiker en anderen er geen gevaar
van ondervinden.
5.4.2 Reactie van de rolstoel op bewegingen van het
handvat
U stuurt de rolstoel door tegen de beide zijden van het
handvat te duwen. Of u nu vooruit of achteruit rijdt, u
moet tegen de linkerkant van het handvat duwen om de
rolstoel een bocht naar links te laten maken. Als u tegen
de rechterkant van het handvat duwt, maakt de rolstoel
een bocht naar rechts.
Gebruik
13