13. MASTER OUTPUT MONO / STEREO SCHAKELAAR – Met deze schakelaar kan het
Master uitgangssignaal Stereo of Mono geschakeld worden.
14. MASTER VOLUME CONTROL – Met deze fader wordt het uitgangsniveau van het
hoofdvolume ingesteld. Probeer een gemiddeld uitgangssignaal van maximaal +4dB aan
te houden om vervorming te voorkomen (zie CHANNEL GAIN 36). Let op dat deze knop
altijd op 0 staat alvorens het apparaat aan te schakelen teneinde schade aan de
speakers, veroorzaakt door excessief volume, te voorkomen.
15. DSP EFFECTS (DIGITAL SIGNAL PROCESSING) PANEL –
EFFECT SELECTOR KNOP – Met deze knop wordt het gewenste effect geselecteerd.
De effecten hebben twee instelbare parameters te weten parameter tijd en parameter
amplitude. De beschikbare effecten zijn hieronder beschreven.
ECHO – Wanneer het effect ECHO is geselecteerd zal er een echo aan het
uitgangssignaal worden toegevoegd.
AUTO PAN – Wanneer het PAN effect is geselecteerd zal de balans van het
uitgangssignaal automatisch van het linker naar het rechter kanaal en visa versa worden
weergegeven.
FLANGER – Wanneer het FLANGER effect is geselecteerd zal het uitgangssignaal een
phasing effect
verschuiven.
MANUAL & AUTO FILTER – Wanneer het FILTER effect is geselecteerd zal de tonale
definitie van het originele geluid worden veranderd.
REVERB – Wanneer het REVERB effect is geselecteerd zal er een galm aan het
uitgangssignaal worden toegevoegd alsof er in een grote lege hal wordt gespeeld. Dit
effect is een digitale simulatie van de reflecties die tegen de wanden van de ruimte
ontstaan.
TRANS – Wanneer het TRANS effect is geselecteerd wordt een real-time mixer
transformer effect gesimuleerd.
PITCH SHIFT – Wanneer het PITCH SHIFT effect is geselecteerd kan de
afspeelsnelheid toenemen of afnemen. Door de BEAT SYNC toets te gebruiken kan het
pitch percentage veranderd worden tussen - 100%, -50%, 0%, +50%, and +100%.
INPUT ASSIGN – Met deze knop wordt het kanaal gekozen waar het effect bij gebruikt
wordt.
TIME ARRAY KNOP (PARAMETER X) – Met deze knop wordt waarde van de tijd
parameter ingesteld.
DEPTH FEEDBACK KNOP (PARAMETER Y) – Met deze knop wordt het niveau van het
gekozen effect ingesteld.
16. TAP TOETS – Deze toets wordt gebruikt om de bPM (Beats per minuut) van een
nummer handmatig in te stellen. Wellicht zal de ingebouwde bPM meter niet naar
behoren functioneren. Deze toets maakt het mogelijk de interne beat klok te overrulen en
de bPM van een nummer handmatig in te stellen. Voor het handmatig instellen van de
bPM moet de toets diverse keren op het ritme van de beat van het nummer worden
gedrukt. Het apparaat zal het ritme van het drukken automatisch berekenen en vertalen
naar de bPM van het nummer. Vervolgens wordt de bPM weergegeven in het LCD
display (22). Om terug te keren naar de automatische bPM teller moet de TAP toets (16)
ten minste 2 seconden ingedrukt worden alvorens deze los te laten.
17. FX AAN/UIT TOETS – Met deze toets worden de effecten geactiveerd of gedeactiveerd.
18. BEAT SELECT TOETSEN / BEAT DISPLAY – Met deze toetsen wordt de delay tijd van
een effect ingesteld op het ritme van de muziek. Het display geeft de beat ratio weer
welke is gekozen voor een effect. Er kan gekozen worden uit de volgende beat ratio: ¼,
½, ¾, 1/1, 2/1 en 4/1. Tevens wordt de TIME PARAMETRE aangepast aan de hand van
de gemeten bPM van de effectgenerator.
19. FX CUE TOETS – Met deze knop wordt het effect gekozen welke via de hoofdtelefoon
weeggegeven dient te worden.
©American Audio® -
vertonen doordat de frequenties in fase ten opzichte van elkaar
www.americanaudio.eu
– MX-1400DSP – Gebruikershandleiding pagina 11