2. De verbindingsleiding tot aan de dakdoorvoer verleggen en
bevestigen (bijv. met zadelklemmen).
T
K
Afb. 4-4
Stap 2
De verbindingskabel voor de collectortemperatuur-
sensor is samen met de aanvoerverbindingsleiding
in de warmte-isolatieslang getrokken. Hij moet op
het scheidingspunt van aanvoer- en retourverbin-
dingsleiding uit de prefab verbindingsleiding CON... ge-
trokken en langs de retourverbindingsleiding naar de on-
derste collectoraansluiting geleid worden.
Bij montage op platte daken:
Om het leidingstraject in het vorstgevaarlijke ge-
deelte (buiten) zo kort mogelijk te houden, adviseert
ROTEX om bij een wisselzijdige aansluiting van het collec-
torveld voor de dakdoorvoer van aanvoer- en retourleiding
twee van elkaar gescheiden doorvoeringen voor het platte
dak te installeren.
Bij 3 en meer collectoren moet het collectorveld wisselzijdig
met 2 doorvoeren voor het platte dak aangesloten worden.
De hiervoor noodzakelijke dakdoorvoer CON FE
(
16 47 09) is met afdichtingssluitingen voor de kabel-
schroefverbindingen uitgevoerd. De moeten passend bij de
montagemanier omgebouwd worden.
3. Snijd de dakisolatie onder de dakdoorvoer weg of open, zo-
dat u de retourleiding (VA18 Solar) er doorheen kunt halen en
u ze met voldoende helling naar de dakdoorvoer kunt plaat-
sen.
4. Voer de verbindingsleidingen op de geplande plaatsen door
de dakbedekking. Om een ononderbroken isolatie te garan-
deren (ook in het dak) moet u de isolatie ter hoogte van de
verbindingspunten afsluiten (bijv. met plakband).
FA ROTEX Solaris DrainBack - 09/2016
5. Snijd de isolatie van de verbindingsleidingen zo weg dat u de
verbindingsleidingen door de desbetreffende dakdoorvoer
kunt voeren.
Afb. 4-5
Stap 5
6. Aanvoer- (boven aan de platte collector / VA15 Solar) en re-
tourleiding (onder aan de platte collector / VA18 Solar) door
de M32-schroefverbinding van de betreffende dakdoorvoer
trekken. Schuif vervolgens de equipotentiaalverbinding of de
kabel van de collectortemperatuursensor van binnenuit door
de M16 schroefverbinding.
Afb. 4-6
Stap 6
7. Bij montage op het dak:
Dakdoorvoeren terugleggen.
– De aan de zijkant en daarboven liggende dakpannen
moeten de dakdoorvoer overlappen.
– Het daklood moet de daaronder liggende dakpan overlap-
pen en worden aangepast aan de vorm van de dakpan.
Afb. 4-7
Stap 7
4
x
Montage
19