8
CONCENTRISCH KANAALSYSTEEM
Het concentrisch kanaalsysteem is samengesteld uit
een binnenkanaal en een buitenkanaal. Deze kanalen zijn
concentrisch opgesteld; door het binnenkanaal worden
de verbrandingsgassen afgevoerd, tussen binnen- en
buitenkanaal wordt de verse verbrandingslucht aangevoerd.
8.1 Componenten van het concentrisch
kanaalsysteem
Met behulp van het concentrisch kanaalsysteem zijn
verschillende aansluitingen mogelijk:
Door het dakvlak en door de gevel
Het traject van dit systeem is op verschillende wijzen aan
te leggen, maar er zijn enkele belangrijke voorwaarden:
• Totale toegestane verticale kanaallengte niet langer dan
12 meter (som van kanaallengte en de rekenlengtes voor
de bochten).
• Bochten 90° hebben een rekenlengte van 2 meter.
• Bochten 45° hebben een rekenlengte van 1 meter.
• De uitmonding kan op elke willekeurige plaats in het
dakvlak of gevel geschieden (aan- en afvoer in identiek
drukgebied), maar moet voldoen aan de ter plaatse geldende
voorschriften.
• Kanaaltrajecten mogen niet geïsoleerd worden.
LET OP
• Zorg ervoor dat de restrictieplaat op de juiste manier
gemonteerd wordt zoals aangegeven is in deze instructie.
• De juiste restrictieplaat zal het toestel het meest optimale
rendement, vlambeeld en verbranding geven.
• Montage van een foutief geplaatste restrictieplaat kan
storingen aan het toestel veroorzaken.
8.2 Opbouw concentrisch kanaalsysteem CC
Indirecte gevelaansluiting
• De uitmonding kan ook in de gevel geschieden, houdt
rekening met hinder naar omgeving, volgens de ter plaatse
geldende normen en voorschriften.
LET OP
Zorg dat de winddruk op de uitmonding niet te extreem
is zoals op een balkon, plat dak, hoeken en in zeer smalle
stegen etc., daar dit de prestaties van het toestel negatief
kan beïnvloeden.
• Verzorg een sparing in de gevel van rond 155 mm of
205 mm bij gebruik van respectievelijk Ø100-150 en
Ø130-200 kanalen (in een niet vuurvaste gevel extra ruimte
van 50 mm rondom de buitenbuis houden) en monteer
de geveldoorvoer met de muurplaat aan de binnenzijde
van de wand. Aan de buitenzijde dient de muurplaat van
de geveldoorvoer voldoende tegen de muur te worden
afgedicht; dit i.v.m. lekkagemogelijkheid van vocht c.q.
rookgassen de woonruimte in.
Installatie-instructie
• Indien nodig moet het kanaal worden omkokert. Als
het kanaal langs niet vuurvaste materialen gemonteerd
gaat worden, moeten er voldoende brandwerende
maatregelen worden genomen.
• Bepaal de positie van zowel het toestel als de uitmonding en
begin de opbouw van het kanaal met de aansluiting op het
toestel. Let op de montagerichting en verbindt de elementen
aan elkaar.
• Tussen bochten of bij de aansluiting op het toestel
kan gebruik worden gemaakt van de paspijp. Gebruik,
indien noodzakelijk, muurbeugels ter ondersteuning van
het kanaal.
Montage dakdoorvoering
• De uitmonding kan op een willekeurige plaats in het dakvlak
geschieden (aan- en afvoer in identiek drukgebied) en moet
voldoen aan de geldende lokale voorschriften.
• Voor een waterdichte doorvoering kan gebruik worden
gemaakt van een dakplaat plat voor plat dak, of een
dakplaat voor hellende pannendaken. Indien nodig kan er
worden versleept m.b.v. diverse bochten. De sparing in het
dakbeschot dient 50 mm rondom groter te zijn, dit i.v.m.
voldoende brandwerendheid.
• Er moet rekening gehouden worden met de bepaling
van de weerstand tegen branddoorslag tussen ruimten.
(Zie hiervoor de ter plaatse geldende normen en
voorschriften.) Er dient een omkokering van brandvrij
materiaal (bv. 12 mm Promatect brandwerende plaat)
te worden toegepast op 25 mm vanaf het buitenkanaal.
• Bepaal de positie van het toestel en de uitmonding en begin
de opbouw van het kanaal met de aansluiting op het toestel
(altijd eerst 1 meter verticaal); let op de montagerichting.
Het binnenkanaal moet afwaterend gemonteerd worden.
Verbind de elementen d.m.v. de klembanden aan elkaar.
Zorg ervoor dat alle verbindingen goed gasdicht zijn.
• Tussen bochten, of bij de aansluiting op het toestel c.q.
dakdoorvoer, kan gebruik worden gemaakt van een paspijp.
Gebruik op elke verdieping 2 muurbeugels ter ondersteuning
van het kanaal.
8.3 Montagevoorschriften bestaande
rookkanalen
bijlage 2
Voorschriften
Dit rookgasafvoersysteem valt onder de categorie C91 en
moet opgebouwd worden volgens de nationale regelgeving
en de voorschriften van de fabrikant, zoals aangegeven in
de documentatie en de installatievoorschriften.
Dit houdt o.a. in dat de schoorsteendoorvoer niet kleiner
mag zijn dan rond/vierkant 150 mm doch niet groter dan
200 mm en niet geventileerd door roosters etc. Bij grotere
schoorsteendoorvoeren kan eventueel een flexibele slang van
Ø150 mm toegepast worden in combinatie met een flexibele
slang Ø100 mm zoals hieronder omschreven. Andere situaties
dient u te overleggen met uw leverancier.
14
Trimline Zircon