Installeren
1 = Renovent Excellent links 2/2 (waterpas opstellen)
2 = Voorkeur toevoer ventilatielucht
3 = Toevoer ventilatielucht van onder de pannen
4a = Vrije aanzuig onderzijde dakvlak
4b = Vrije aanzuig bovenzijde dakvlak
5 = Rioolontspanning
schaduwde zijde van de woning, bij voorkeur uit de gevel of
overstek. Indien de buitenlucht van onder de pannen wordt
aangezogen, dient de aansluiting zo te worden uitgevoerd,
dat er geen condenswater in het dakbeschot ontstaat en er
geen water in kan lopen. Aanzuigen van de ventilatielucht
van onder de pannen is mogelijk als er via de boven- en
onderzijde van het dakvlak vrije lucht kan toetreden en de
riolering niet ontspant onder de pannen.
A = Afstand van 10 mm boven dakbeschot
B = Dakisolatie
C = Dichtschuimen
D = Pijp t.b.v. suppletielucht zorgvuldig isoleren en damp-
dicht afwerken
den gevoerd, dat er geen condenswater in het dakbeschot
ontstaat.
doorvoer dient zodanig te worden uitgevoerd, dat opper-
vlaktecondensatie wordt voorkomen.
voer.
6 = Voorkeurplaats afvoer ventilatie- lucht; Brink geisoleer-
7 = Thermisch geisoleerde buis
8 = Condensafvoer
9 = Geluidsdemper
10 = Kanalen van en naar woning
-
-
-
-
Er dienen voldoende overstroomopeningen te worden aange-
bracht, zie NEN 1087, deurspleet 2 cm.
Renovent Excellent 300/ 400 Rev. K
1
B
A
A
60 mm
B
A
3
A
de ventilatiedakdoorvoer toepassen
steem bedraagt 150 Pa bij de maximale ventilatiecapaciteit.
Wanneer de weerstand van het kanalensysteem hoger is,
vermindert de maximale ventilatiecapaciteit.
en rioolontluchting dient zo te worden gekozen, dat er geen
hinder ontstaat.
gekozen, dat vervuiling en tocht wordt voorkomen. Geadvi-
seerd word om de Brink toevoerventielen toe te passen.
rekening mee gehouden worden, dat de slang na verloop
van tijd vervangen dient te kunnen worden.
1 = Brink toevoerventielen
2 = Toevoer uit wand
3 = Afzuigventiel in plafond of hoog in de wand
4 = Voorkom overspraak
5 = Bij voorkeur Brink instortkanalen
a = Spleet onder de deur van 2 cm.
Hoofdstuk 5
2
X
4
A
-
13