7. Veilig rijden
Voor de veiligheid dien je de instructie zorgvuldig door te lezen voordat je leert rijden, moet je de verkeersregels in acht te nemen,
niet te hard rijden, niet door rood rijden, niet tegen het verkeer in rijden. Draag een goedgekeurde helm en beschermende kleding
om mogelijk letsel te minimaliseren.
Controle voorafgaand aan vertrek:
∙
Je moet een veiligheidshelm en beschermende uitrusting dragen voordat je gaat rijden;
∙
Zet de aan/uit-schakelaar aan, controleer de accuvoeding;
∙
Controleer of de lichten en richtingaanwijzers in goede staat verkeren;
∙
Controleer of het voedingscircuit, het verlichtingscircuit en andere omstandigheden in orde zijn;
∙
Controleer of de remprestaties en remweg van de voor- en achterremmen normaal zijn;
∙
Controleer of de reflector beschadigd of vuil is.
∙
Controleer of elk onderdeel goed vast zit;
∙
Controleer de bandenspanning: Zorg ervoor dat de bandenspanning normaal is (voorwiel 250 kPa; achterwiel 250 kPa), en dat
het profiel intact is.
1. Plaats de zijstandaard of de hoofdstandaard terug, ga op de zitting zitten, ondersteun de grond met uw voeten, en druk voorzichtig
op de schakelaar van de P-stand om de P-stand uit te schakelen, of druk de remschakelaar in om de P-stand uit te schakelen;
2. Draai de gashendel voorzichtig naar je toe om je reis te beginnen.
13
8. Veiligheidswaarschuwing
Het niet opvolgen van onderstaande instructies kan leiden tot ernstig letsel.
WARNING
Rijd niet in slecht weer, zoals harde regen of sneeuw!
Kijk niet naar uw telefoon en draag geen hoofdtelefoon
tijdens het rijden!
slow
Rem af wanneer u op hobbelige wegen, drempels of
andere onregelmatige oppervlakken rijdt.
Rijd niet door diep water!
14