14
GAZELLE MET IMPULSE SPEED SYSTEEM
Voor een veilig oplaadproces
moet het oplaadapparaat
op een geschikt oppervlak
staan; de ondergrond moet droog en
niet-brandbaar zijn.
De LED's van de accu beginnen naarmate
het oplaadproces vordert één voor één
te branden. De accu wordt in vijf stap-
pen opgeladen. Terwijl een niveau wordt
geladen, knippert de bijbehorende LED.
Wanneer deze stap is voltooid, brandt de
LED permanent. Nu begint de volgende
LED te knipperen. Wanneer alle vijf LED's
weer gedoofd zijn, is de accu volledig
opgeladen.
Om stroom te besparen, trekt u de stekker
van het oplaadapparaat na het opladen uit
het stopcontact.
De accu kan tijdens het opladen warm
worden. Er kan een temperatuur van
maximaal 45°C worden bereikt. Als de
accu warmer wordt, dient u het oplaad-
proces onmiddellijk te onderbreken.
Beschadigde accu's mogen
niet worden opgeladen
en ook niet meer worden
gebruikt.
U kunt de accu na elke rit
weer opladen. Zo bent u
altijd startklaar.
U kunt de accu het beste bij tempera-
turen tussen +10°C en +30°C opladen.
Bij lagere laadtemperaturen wordt de
oplaadtijd langer en wordt de accuca-
paciteit minder efficiënt gebruikt en
daardoor de actieradius van de accu
verkleind. Bij temperaturen boven
+45°C wordt de accu niet geladen.
Wij raden u aan de accu bij lage buiten-
temperaturen in huis of in een warme
garage te laden en te bewaren. Plaats
de accu in dit geval pas net voor vertrek
in de fiets.
5.1.3 Accu plaatsen
1. Plaats de accu vanaf de linkerkant, ca.
45° naar buiten gekanteld, in de houder
van de fiets.
Accu plaatsen