Bedrijf met slang aan de condensoraansluiting
Voor langdurig continubedrijf of onbewaakte ontvochtiging,
moet een geschikte condensafvoerslang worden aangesloten op
het apparaat.
ü Een geschikte slang (diameter: 13 mm) ligt klaar.
ü Het apparaat is uitgeschakeld.
1. Trek de afsluitdop van de slangaansluiting.
2. Verwijder de rubberplug.
3. Schuif een uiteinde van de slang op de slangaansluiting.
10
4. Het andere uiteinde van de slang naar een geschikte
afvoer (bijv. afvoerputje of een voldoende groot
opvangreservoir) leiden. Zorg dat de slang niet wordt
geknikt.
Verwijder de slang als het condens weer moet worden
opgevangen via het condensreservoir. Laat de slang voor het
opslaan drogen. De slang kan in elke willekeurige
bedrijfsmodus worden aangesloten voor permanent gebruik.
Automatische ontdooiing
Bij lage omgevingstemperaturen (onder 12 °C), kan de
verdamper tijdens het ontvochtigen bevriezen. Het apparaat
voert dan een automatische ontdooiing uit. Tijdens de
ontdooifase wordt de ontvochtiging kort onderbroken.
Info
Het wordt aanbevolen het apparaat niet bij
temperaturen onder 5 °C te gebruiken.
De duur van het ontdooien kan variëren. Het apparaat tijdens de
automatisch ontdooiing niet uitschakelen. De netstekker niet uit
het stopcontact trekken.
De indicatie Ontdooien (14) brandt tijdens de duur van het
automatisch ontdooien.
luchtontvochtiger TTK 95 E
NL