nl
Storing
De ijsbereider produceert geen
ijs.
In de toevoerslang naar
de ijsbereider vormt zich ijs.
Er loopt water uit het apparaat. Ondichtheid van de
De toevoer van water is minder
dan normaal.
20
Eventuele oorzaak
De ijsbereider is uitgeschakeld.
Het apparaat wordt niet van water
voorzien.
De watertoevoerslang is op
verschillende plaatsen geknikt.
Lage waterdruk.
De temperatuur in de diepvriesruimte
is te warm.
Het ijsblokjesreservoir is er niet goed
ingezet.
Verkeerd afsluitventiel gemonteerd.
Sensor ijsbereider is geblokkeerd.
Lage waterdruk.
Afsluitventiel niet goed geopend
De temperatuur in de diepvriesruimte
is te warm.
watertoevoerslang.
Verkeerd afsluitventiel gemonteerd.
Lage waterdruk.
Afsluitventiel niet goed geopend.
Verkeerd afsluitventiel gemonteerd.
De watertoevoerslang is op
verschillende plaatsen geknikt.
Waterfilter verstopt of verbruikt.
Oplossing
IJsbereider op het bedieningspaneel
inschakelen.
Neem contact op met de installateur of het
waterleidingbedrijf.
De kraan aan het afsluitventiel dichtdraaien.
De geknikte plekken glad maken, eventueel
de slang laten vervangen.
Het apparaat uitsluitend aansluiten op
de voorgeschreven waterdruk (zie het
hoofdstuk Apparaat aansluiten, paragraaf
Wateraansluiting).
Vriesruimte-temperatuur controleren en
eventueel iets kouder instellen.
De positie controleren, eventueel
het reservoir opnieuw erin zetten.
Verkeerde ventielen kunnen een lage
waterdruk veroorzaken en tot schade aan
het apparaat leiden.
IJsblokjesreservoir eruit trekken en
leegmaken. IJs verwijderen van de sensor.
Het apparaat uitsluitend aansluiten op de
voorgeschreven waterdruk (zie het
hoofdstuk Apparaat aansluiten, paragraaf
Wateraansluiting).
Afsluitventiel helemaal openen.
De temperatuur in de vriesruimte iets kouder
instellen.
Slang alleen door een originele slang van
de fabrikant laten vervangen.
Verkeerde ventielen kunnen een lage
waterdruk veroorzaken en tot schade aan
het apparaat leiden.
Het apparaat uitsluitend aansluiten op de
voorgeschreven waterdruk (zie het
hoofdstuk Apparaat aansluiten, paragraaf
Wateraansluiting).
Afsluitventiel helemaal openen en op
ondichtheden controleren. Minimale
doorstroom controleren.
Verkeerde ventielen kunnen een lage
waterdruk veroorzaken en tot schade aan
het apparaat leiden.
De kraan aan het afsluitventiel dichtdraaien.
De geknikte plekken glad maken, eventueel
de slang laten vervangen.
Waterfilter vervangen.