3. Toetsenbord
3.3. Toets 3. contrastinstelling
Druk één keer de contrasttoets(3) in, figuur 7, om de instelling
modus te activeren. Stel het gewenste contrast in met de min- en
plustoetsen. Deze instelling is voor alle camera's afzonderlijk in te
stellen.
3.4. Toets 4. helderheidinstelling
Druk één keer de helderheidtoets(4) in, figuur 8, om de instelling
modus te activeren. Stel de gewenste helderheid in met de min- en
plustoetsen. Deze instelling is voor alle camera's afzonderlijk in te
stellen.
3.5. Toets 3. en 4. kleurverzadigingsinstelling
Druk de toetsen contrast(3) en helderheid(4) tegelijk in om de
instelling modus te activeren.
Stel de gewenste kleurverzadiging in met de min- en plustoetsen.
Deze instelling is voor alle camera's afzonderlijk in te stellen.
3.6. Blokkeren van toets 2. 3. 4.
De bediening van deze toetsen kan worden geblokkeerd in het
Servicemenu, paragraaf 4.3.2. 'Toetsenbord vergrendeling', zie
pagina 10.
8
1
Toets
objects in
C3
monitor are
C2
closer than
C1
they appear
2
Toets
Toetsen 1 2 3 4 5 6 7 8
2
Toets
3
Toets
3
Toets
Figuur 7
4
Toets
Figuur 8
Toets
1
Toets
1
Toets
UM0972040 R1-2
4. Service menu
4. Bediening van het servicemenu
Om het servicemenu te openen, druk gelijktijdig de camera selectie
toets(1) de min(6), en de plus(7) toets in, zie figuur 9. Het scherm
(zie figuur (10) zal zichtbaar worden. De volgende toetsen worden
gebruikt om door de menu's te navigeren:
5 - Optie/vorige menu: Keer terug naar het vorige menu
6 - Min: Ga naar de volgende menuoptie
7 - Plus: Ga naar de vorige menuoptie
8 - Enter toets: Selecteer of activeer de gekozen optie.
4.1. Camera-instellingen
Selecteer Camera-instellingen. Druk op enter om het menu
'Camera- instellingen' te activeren. Gebruik de toetsen min(6)
en plus(7) om de te configureren camera te selecteren, bevestig
vervolgens met de enter toets(8). De gele cursor springt nu 'aan' in
de lijst van items. Selecteer met de toetsen min(6) en plus(7) het in
te stellen item en bevestig daarna met de enter toets. Als de keuze
4
Toets
een aan/uit schakelaar is dan kunt u tussen aan en uit kiezen. Als de
keuze een getal is dan kunt u de waarde met de toetsen min(6) en
plus(7) wijzigen. Sla de nieuwe gegevens op door de enter(8) toets
in te drukken.
4.1.1. Spiegel
Activeer deze keuze om het beeld te spiegelen (links/ rechts).
5
Toets
4.1.2. Omgekeerd
5
Deze optie keert het beeld om (ondersteboven).
4.1.3 Schakelvertraging
Activeer deze keuze als de stuurdraad door een onderbroken signaal
wordt aangestuurd, bv. een richtingaanwijzer.
4.1.4. Horizontale markeerlijn
Activeer deze optie om een referentielijn te tonen. De referentielijn
verschijnt als een horizontale groene lijn. Zie figuur 26, pagina 13.
6 + 7
Toetsen
6 + 7
Toetsen
4.1.5. Lijn positie
Regelt de verticale hoogte van de referentielijn. 0 correspondeert
met de bovenkant van het scherm en 100 met de onderkant.
4.1.6. Verticale markeerlijn
Activeer deze optie om een referentielijn te tonen. De referentielijn
verschijnt als een verticale groene lijn. Deze optie is niet beschik-
baar op alle Economy Line modellen. Zie figuur 26, pagina 13.
4.1.7. Lijn positie
6 + 7
Toetsen
6 + 7
Toetsen
Regelt de verticale positie van de referentielijn, instelbaar tussen 38
en 63. Links en rechts wisselt met de camera spiegelbeeld functie.
4.1.8. Raster
Deze optie toont een raster op het beeldscherm voor een achterzicht
camera. Zie figuur 26, pagina 13.
UM0972040 R1-2
5,6,7,8
Toetsen
5,6,7,8
Toetsen
Toets
1
Toets
5
objects in
C3
monitor are
C2
closer than
C1
they appear
Toetsen 1 2 3 4 5 6 7 8
6 + 7
Toetsen
1
Toets
6 + 7
Toetsen
Figuur 9
1
Toets
5,6,7,8
Toetsen
2
Toets
Figuur 10
Toet
Figuur 11
Figuur 12
9