Verminderde trek kan
ontstaan door:
• een te klein temperatuurverschil,
b.v. door slechte isolatie van de
schoorsteen
• een te hoge buitentemperatuur,
b.v.op een warme zomerdag
• windstilte
• te lage en/of te luw geplaatste
schoorsteen
• valse trek in de schoorsteen
• verstopping in schoorsteen en/of
rookkanaal
• het huis is te tochtdicht (onvoldo-
ende toevoer van verse lucht)
• negatieve trek (slechte trek) bij
een koude schoorsteen of - slech-
te weersomstandigheden. Hier-
voor is te compenseren door meer
lucht naar de kachel te voeren dan
gebruikelijk.
Goede trek ontstaat bij:
• groot temperatuurverschil tussen
schoorsteen en buitenlucht
• helder weer
• stevige wind
• een juiste schoorsteenhoogte:
minstens vier meter boven de
kachel en vrij van de noklijn van
het huis.
4
Verbrandingslucht
De inbouwmodule wordt gestuurd
als een van kamerlucht afhankelijke
inbouwhaard, overeenkomstig EN
13229. De inbouwhaard ontvangt al
zijn verbrandingslucht van de ruimte
waarin de haard is geplaast. U kunt
echter ook externe verbrandingslucht
naar de inbouwmodule voeren.
Er kan een nauwsluitende lucht-
toevoer worden aangesloten op
de luchtaanzuigaansluiting van de
inbouwhaard. Let in verband hiermee
op de volgende punten:
• Gebruik alleen goedgekeurde
materialen voor ventilatietechniek
voor het luchttoevoerkanaal.
• Het luchttoevoerkanaal moet vak-
technisch correct worden geïn-
stalleerd en moet worden geïsole-
erd zodat er geen condenswater
ontstaat. De doorsnede van het
kanaal en van het blokkerings-
rooster moet ten minste 78 cm²
bedragen.
• Als het kanaal uitkomt in de open
lucht, moet u er speciaal op letten
dat het blokkeringsrooster wordt
uitgerust met een eigen wind-
bescherming. Er mag ook geen
gevaar zijn voor verstopping door
bladeren e.d.