Snoeraansluitingen
Meetsnoeren
DLRO100
MAN
AUTO
OK
TEST
Gemeten gedeelte van het testobject.
P1
C1
DualGround™- en DC-stroomtangaansluiting
DLRO100E, 100X & 100H – 100A
C1
C2
C1 -
- C2
P1
P1 -
- P2
P1
P2
P2
10A
Ω
50A
100A
P2
C2
Voor op het instrument aangesloten meetsnoeren met de Kelvin-
clips, wordt hieronder de juiste plaatsing van de stroomsondes
(C1, C2) en potentiaalsondes (P1, P2) getoond.
g
De aardaansluiting
wordt gebruikt voor het detecteren van
zwevende spanning op het testobject ten opzichte van de 0 V
van de DLRO. Een hoge zwevende spanning op het testobject
kan gevaar opleveren voor de gebruiker en de DLRO. Als de
spanningswaarde van het testobject ±200 mV afwijkt van de 0 V
van de DLRO, wordt de test afgebroken. Het ruissymbool (
) wordt weergegeven als de test wordt afgebroken. Koppel de
massaklem los als de klem niet in gebruik is.
De stroomaansluitingen (C1 en C2) moeten aan de buitenzijde
van de potentiaalaansluitingen (P1 en P2) worden aangesloten,
voor de juiste aflezing.
Voer de test als extra veiligheidsmaatregel uit met beide
uiteinden van het testobject geaard.
Sluit de DC-stroomtang aan op een van de aardaansluitingen. De
DC-stroomtang meet de stroom die door de aardlus vloeit en de
DLRO100 compenseert automatisch dit stroomverlies, voor een
betrouwbaardere meting.
Raadpleeg de handleiding van de MCPD100L voor het gebruik
van de DC-stroomtang.
Sluit de aardaansluiting aan op een geschikte aarde.
Laat de massaklem niet onaangesloten of zwevend.
9
www.megger.com