5
INSTALLATIE VOORBEREIDING EN - INSTRUCTIE
Dit toestel is ontwikkeld, getest en goedgekeurd conform de geldende
normen voor het gebruik, de prestaties en de veiligheid van het
product. De installatie van uw toestel moet voldoen aan de huidige
bouwvoorschriften. Wij adviseren daarom om voor de installatie een
erkende gasinstallateur in te schakelen. Deze kan u van alle informatie
over de veiligheidsbeperkingen van de installatie voorzien.
5�1
RELEVANTE NORMEN EN RICHTLIJNEN
Voor Nederland geldt dat de installatie moet voldoen aan de
voorwaarden zoals in het bouwbesluit en de relevante NEN normen NEN
1078 en NEN 2757 zijn vastgelegd. De plaats en wijze van uitmonden
moet voldoen aan NPR 3378-60 (hinder voor omgeving en verdunning
van rookgassen) , NPR 3378-61 (voor de goede werking) en NPR 3378-
20 (Praktijkrichtlijn gasgestookte sfeertoestellen)
Het is belangrijk om nauwgezet en volgens de installatievoorschriften te
werken. Als de installatievoorschriften niet, of onvoldoende, voorzien in
de aspecten van de brandveiligheid, dan zijn de instructies volgens NPR
3378-20:2010 bepalend.
5�2
AANDACHTSPUNTEN GASHAARD
Dit toestel is een gesloten toestel met gebalanceerd rookkanaal en heeft
daarom geen extra ventilatie nodig. Voldoende toevoer van frisse lucht
om de temperatuur en een comfortabele omgeving op peil te houden
wordt echter aanbevolen. Dit apparaat mag worden geïnstalleerd in een
volledig afgesloten of mechanisch geventileerde woning.
5�3
TOESTEL INSTALLATIE
Bepaal de opstelplaats voor het apparaat. Maak een gasaansluiting
voor het toestel op ongeveer de juiste plaats voor het gasregelblok.
De gasbediening is aangesloten op de brander van het toestel. Dit
apparaat moet stevig op de vloer worden bevestigd met behulp van de
bevestigingen die in de basis van het apparaat zijn ingebouwd. Verricht
geen aanpassingen aan het apparaat.
5�4
AANDACHTSPUNTEN GASAANSLUITING
De gasaansluiting moet voldoen aan de geldende lokale normen.
Bereken de diameter van het gaskanaal zodat er geen drukverlies
optreedt in de leidingen. Plaats een afsluiting in de buurt van het
apparaat. Plaats de gasaansluiting zodanig dat deze altijd bereikbaar is
voor servicedoeleinden.
Het gasblok en de ontvanger bevinden zich onder de verbrandingskamer,
in het toestel, zodat deze altijd toegankelijk is voor servicedoeleinden.
I N S T A L L A T I E H A N D L E I D I N G |
Hoofdstuk 5
5�5
VEREISTEN ROOKGASAFVOER EN MUURDOORVOER
De Europese CE-markering voor het toestel is alleen van toepassing
op de door de leverancier gespecificeerde rookgasafvoermaterialen.
Het apparaat moet worden geïnstalleerd met het roestvrijstalen
rookkanaalmateriaal US van Metaloterm / On top. Het gebruik van
ander concentrisch roestvrijstalen materiaal is alleen toegestaan als
dit dezelfde technische specificaties heeft als de eerder genoemde
systemen. Alleen bij gebruik van deze materialen kan Element4 een
goede en veilige prestatie beloven.
Dit toestel kan geïnstalleerd worden met een dakdoorvoer (C31) of een
geveldoorvoer (C11).
Dit apparaat mag alleen worden gebruikt met onderdelen voor
gebalanceerd rookkanaal (ook wel bekend als concentrisch rookkanaal)
zoals gespecificeerd door Element4. De door Element4 gespecificeerde
rookgasafvoeronderdelen zijn goedgekeurd met het toestel. Als het
apparaat is geïnstalleerd op onderdelen die niet door Element4 zijn
goedgekeurd, kan Element4 de juiste en veilige werking van het apparaat
niet garanderen of aanvaarden.
Het rookgasafvoersysteem moet vanaf het toestel naar boven worden
geconstrueerd, waarbij alle verbindingen volledig zijn vergrendeld en
afgedicht met behulp van de door Element4 gespecificeerde onderdelen.
5�6
KELDERS, LICHTSCHACHTEN EN KEERMUREN
Rookkanaalaansluitingen mogen niet worden geplaatst binnen de
begrenzingen van een kelder, lichtschacht of externe ruimte gevormd
door een keermuur, tenzij er maatregelen worden genomen om ervoor
te zorgen dat de verbrandingsproducten te allen tijde veilig kunnen
worden verspreid. Het is wellicht mogelijk om dit gebalanceerde
rookkanaalsysteem op een dergelijke locatie te installeren, op
voorwaarde dat het niet lager dan 1 meter van het hoogste niveau van
dat gebied wordt geplaatst om verbrandingsproducten veilig te laten
verspreiden.
Rookkanaalaansluitingen moeten zo worden geplaatst dat er een totale
afstand van de verbrandingsproducten is in overeenstemming met de
meegeleverde informatie.
Wanneer de verbrandingsproducten worden afgevoerd, mogen ze geen
overlast veroorzaken aan aangrenzende eigendommen en moeten ze
zo worden geplaatst dat er geen schade kan ontstaan aan andere delen
van het gebouw. Als de buitenmuur is gemaakt van brandbaar materiaal,
moet een onbrandbare plaat achter de uitmonding worden aangebracht
die 25 mm buiten de randen van de uitmonding uitsteekt.
8