7.11 NoiseReduction-functie
De NoiseReduction-functie vermindert het ventilatorge-
luid. De functie is in alle ventilatorstanden, behalve in
de stand
mogelijk.
▶
indrukken.
a De NoiseReduction-functie blijft ook na het uitscha-
kelen van het apparaat geactiveerd.
7.12 Automatische modus inschakelen
De optimale ventilatorstand wordt met behulp van een
sensor automatisch ingesteld.
▶
indrukken.
7.13 Automatische modus
▶
indrukken.
a De ventilatie wordt automatisch beëindigd als de
sensor geen verandering van de luchtkwaliteit in de
ruimte vaststelt.
a De automatische stand loopt maximaal 4 uur.
7.14 Sensorgevoeligheid
In de automatische stand herkent een sensor in het ap-
paraat de intensiteit van de kook- en bakluchtjes. Af-
hankelijk van de sensorgevoeligheid wordt de optimale
ventilatorstand automatisch ingeschakeld. Reageert de
sensorbesturing te zwak of te sterk, kunt u de instelling
van de sensorgevoeligheid wijzigen.
¡ Fabrieksinstelling: 5
¡ Laagste instelling: 0
¡ Hoogste instelling: 9
7.15 Sensorgevoeligheid
Vereiste: Het apparaat is ingeschakeld.
1.
Houd
ingedrukt.
a Na ca. 1 seconde wordt de instelling weergegeven.
2.
Om de instelling te wijzigen,
3.
Laat
los om de instelling op te slaan.
7.16 Verlichting inschakelen
De verlichting kunt u onafhankelijk van de ventilatie in-
schakelen en uitschakelen.
▶
Druk op
.
7.17 Helderheid instellen
▶
Houd
zolang ingedrukt tot de gewenste helder-
heid bereikt is.
7.18 Ambient Light
De Ambient Light kunt u onafhankelijk van de ventilatie
inschakelen.
▶
Druk op
.
7.19 Ambient Light
▶
Houd
zolang ingedrukt tot de gewenste helder-
heid bereikt is.
1
Afhankelijk van de apparaatuitvoering
1
inschakelen
1
uitschakelen
1
instellen
of
indrukken.
1
inschakelen
1
- Helderheid instellen
7.20 Ambient Light
Vereiste: Het apparaat is uitgeschakeld.
1.
Druk op
.
2.
Druk net zo vaak op
is ingesteld.
7.21 Tussenpositie van de filterafdekking
instellen
Bij sommige apparaten is een tussenstand van de fil-
terafdekking mogelijk. Bij bijzondere sterke geur- en
dampontwikkeling kan de tussenstand worden ge-
bruikt.
▶
De filterafdekking in het midden vastpakken en
voorzichtig openen.
7.22 Verzadigingsindicatie
Wanneer de vetfilters of geurfilters verzadigd zijn, knip-
peren na het uitschakelen van het apparaat de desbe-
treffende symbolen.
Reinig de verzadigde vetfilters en houd daarbij de reini-
gingsinstructies in deze handleiding aan.
Vervang het verzadigde geurfilter en houd daarbij de
instructies in de meegeleverde handleiding aan.
Houd bij regenereerbare geurfilters de instructies in de
bijgevoegde handleiding aan.
7.23 Verzadigingsindicatie resetten
Na het reinigen van de vetfilters of na het vervangen
van de geurfilters kan de verzadigingsindicatie worden
teruggezet.
Vereisten
¡ Na het uitschakelen van het apparaat verschijnt op
het display
voor vetfilters.
¡ Na het uitschakelen van het apparaat verschijnt op
het display
voor geurfilters.
▶
indrukken.
a De verzadigingsindicatie wordt teruggezet.
7.24 Verzadigingsindicatie instellen
De verzadigingsindicatie moet afhankelijk van de ge-
bruikte filter worden ingesteld.
Vereiste: Het apparaat is ingeschakeld.
1.
ingedrukt houden.
Druk om de circulatiefunctie (niet regenereerbaar
‒
filter) in te stellen op
play verschijnt.
Druk om de circulatiefunctie (regenereerbaar fil-
‒
ter) in te stellen op
play verschijnt.
Druk om de luchtafvoerfunctie in te stellen op
‒
of
totdat
op het display verschijnt.
2.
Laat
los om de instelling op te slaan.
7.25 Geluidssignaal inschakelen
Vereiste: Het apparaat is ingeschakeld.
De Bediening in essentie nl
1
- Kleur instellen
of
tot de gewenste kleur
of
totdat
op het dis-
of
, totdat
op het dis-
9