4.4 Platte collectoren monteren
De montage van de collectoren en van de hydraulische
aansluiting wordt pas na de installatie van de vereiste
onderconstructie uitgevoerd. Alle montage-informatie
voor de onderconstructie resp. de integratie in het dak
van de platte ROTEX Solaris collectoren staat vemeld in de
betreffende beknopte handleidingen die met de
● Montagekits voor montage op het dak
● Montagekits voor montage in het dak
● Montagekits voor montage op platte daken
zijn meegeleverd.
● Bevestig het bovenste montageprofiel zodanig dat de
zijwaartse uitlijning nog gecorrigeerd kan worden.
Voer de volgende stappen uit:
1. Collectorborghaken in de geleidegroef van het onderste mon-
tageprofiel vasthaken en omlaag kantelen.
Nadat u de borghaken heeft ingehaakt, kunt u ze zijwaarts
verschuiven.
In het zonne-energiesysteem onder druk moeten de
montageopeningen van de collectortemperatuursensor
in het bovenste gedeelte van de platte collector zitten.
2b
(8)
A
A
A
0
1
2
Afb. 4-5
Stap 1: Uitlijning van de borghaken
(Legenda zie tab. 4-1, afmetingen zie tab. 4-3)
V21P
A0
A1
650 – 850
A2
Tab. 4-3 Afstandsmaten borghaken
2. De platte collector met behulp van een kraan op het dak tillen.
Als u geen kraan ter beschikking heeft, moet u de platte col-
lector met een touw, dat over een ladder loopt die tegen de
dakrand is geplaatst, op het dak trekken. Afhankelijk van de
montage-omstandigheden de platte collector voor of na het
transport op het dak uitpakken en de verzamelbuisstoppen
verwijderen.
Hijs de platte collector onmiddellijk in de juiste positie
op het dak (om fouten bij de montage en complexe
draaimanoeuvres te vermijden). Op de beschermaf-
dekking van het glas van de collector is de bovenkant
van de collector (P) aangegeven. De stoppen voor de collector-
temperatuursensor en de ronde aansluitingsafdichting van de
collector moeten tijdens het uitlijnen van de platte collector aan
de bovenkant zitten.
FA ROTEX Solaris P-SYS - 09/2016
(9)
2b
A
A
1
0
V26P
H26P
100 – 250
800 – 1100
1600 – 1800
240 – 440
3. Bedekte collector boven het montageprofiel tillen, neerleggen
en voorzichtig in de borghaken vasthaken. Begin altijd met de
collector linksbuiten.
2b
2b
Collectorborghaken
Afb. 4-6
Stap 3
4. Verschuif de platte collector vervolgens zijwaarts ten opzichte
van het uiteinde van de montagerail tot de afstand tussen het
collectorframe en het uiteinde van de montagerail 25 mm is.
Corrigeer indien nodig de uitlijning van het bovenste monta-
geprofiel en draai het definitief vast.
LET OP!
Om torsiespanningen en bevestigingspro-
blemen tijdens de collectormontage te voor-
komen,
● zelfborgende schroeven van de schaar-
blokjes slechts iets vastdraaien
● beide montageprofielen precies vlak en
evenwijdig t.o.v. elkaar uitlijnen. indien nodig
de montageprofielen op passende wijze
versterken.
De equipotentiaalklem is bij het systeem voor op het
dak (ADM) in de buurt van de aanvoeraansluiting
(boven) aangebracht, bij het systeem voor in het dak
(IDM) en het platte dak (FDM) daarentegen in de buurt
van de retouraansluiting (onder).
Afzonderlijke schaarblokjes in de montageprofielen schuiven
(aansluiting moet afsluiten) en aandraaien (afb. 4-7).
4
x
Montage
2b
19