Aansluiten van de detectielussen
2.
Lusgeometrie
• De veilige werking van het apparaat is hoofdzakelijk afhankelijk van de technisch foutloze installatie en plaatsing van de
lussen, aangezien dit de sensoren van het apparaat zijn. De lus mag niet mechanisch worden belast of kunnen bewegen. De
lustoevoerlijn moet ca. 20 tot 50 keer per meter worden getwist en gescheiden van onder spanning staande kabels worden
gelegd.
• Het lusformaat moet altijd een rechthoek zijn. Het aantal wikkelingen van de lus hangt af van de grootte van de lusomtrek.
Lusomtrek
Aantal wikkelingen
4–5 m
5–6 m
6–15 m
15–25 m
Lusgeometrie „Richtingsherkenning"
Voorbeeld:
Rijrichting
Plaatsen van de lus
• Frees, voor het leggen van de lus, een groef, van ca. 5-8 mm breed en minimaal 30-40 mm diep, in de rijbaan.
• In de hoeken moet de lus niet in een rechte hoek worden gelegd, maar in een hoek van ongeveer 45 °.
• Indien mogelijk, moet de lengtezijde van de lus parallel zijn aan de rijrichting.
• Nadat de draad (PTFE 1mm²) voorzichtig in de groef is gestoken, moet deze waterdicht worden dichtgegoten.
• De lus moet zodanig worden gelegd en afgewerkt dat er geen mechanische verandering optreedt
tijdens het rijden.
• 230V-kabels mogen niet in de buurt van de lus worden gelegd (ten minste 1 m afstand houden) !
Plaatsen van de toevoerleiding
• De toevoerleiding naar de lus moet degelijk getwist zijn, ongeveer 20 tot 50 slagen per meter, en kan naar de detector
worden gevoerd in een buis of in een groef.
Toevoerleidingen >30 m moeten worden vermeden. Als een langere kabel vereist is of als het risico
bestaat dat deze wordt beïnvloed door kabels van 230 V (400 V), gebruik dan een twisted-pair kabel
met afscherming (bijvoorbeeld A-2YF-communicatiekabel van 0,8 mm²).
Externe invloeden op de lus
Om storingen te voorkomen, moeten de volgende minimale afstanden worden aangehouden:
• Rolpoort, schuifpoort, enz.: 1m
• Niet-bewegende metalen delen
(brandkranen, putdeksels, ...): 0,5 m
tousek / ISD-6_00 / 15. 12. 2015
5
a
4
b
3
De tabel toont het vereiste aantal wikkelingen in functie van de
2
omtrek (voor een zijdeverhouding b : a = 3 : 1)
1m
0,5m*)
Lus 1
Lus 2
Getwiste
toevoer
Getwiste toevoerleiding
1m
De afstand tussen de twee lussen
moet zo worden gekozen dat het
voertuig altijd tezelfdertijd wordt
gedetecteerd door beide lussen.
3 wikkelingen per lus
• Stalen bewapening in de rijbaan: ten minste 15 cm onder
de lus
• Minimale afstand voor kabels met spanning ≥ 230V: 1m
Lusdetector ISD6
Rijweg
Draden
*) Opgelet
- 5 -