17/20 - Installatiehandleiding van het automatische zwevende veiligheidsluik BANC Classic
7.2 Controle van de voedingskabel tussen de kast
en de motor van de oprolinrichting
7.2.1 Sluit de kabel die de oprolinrichting voedt opnieuw aan in de kast
en ontkoppel deze in de paal van de oprolinrichting ter hoogte
van zijn aansluiting op de kroonsteentjes aangeduid met '+' en '-'.
7.2.2
Meet op het circuit de aanwezigheid van de opgegeven
spanning aan de volgende klemmen:
7.2.3 Test verbindingskabel: 24 V DC in de kast aan de klemmen
aangeduid met '+' en '-' en waar de verbindingskabel
aangesloten is. Dan 24 V DC aan de klemmen van de 2 draden
naar de paal. Wanneer de spanning lager is dan 22 V, volstaat
deze niet voor de goede werking van de motor.
7.2.4
Wanneer de spanning nul is of een andere waarde, duidt
dat erop dat de kabel defect, onderbroken of beschadigd
is, een slechte weerstand heeft of zich in de buurt
bevindt van een andere voedingskabel die de werking
ervan verstoort. Vervang de kabel. Maak een tijdelijke
gelijkstroomverbinding met een andere kabel tussen de
kast en de motor om nieuwe testen uit te voeren.
7.3 Bediening van de sleutelschakelaar
7.3.1
Gebruik de continuïteitsmeting van uw multimeter om
te controleren of de contacten (NO) achter de schakelaar
één voor één sluiten wanneer de sleutel afwisselend in
beide richtingen gedraaid wordt.
7.3.2
Aan de kroonsteentjes aangeduid met +, -, 1, 2, 3,4,
7.3.3
Meet 24 V DC tussen de '+' en de '-',
7.3.4
Meet 24 V DC tussen de 3 en de 4,
7.3.5
Meet 24 V DC tussen de 3 en de 1 wanneer de sleutel in
een richting bediend wordt,
7.3.6
Meet 24 V DC tussen de 3 en de 2 wanneer de sleutel in
een andere richting bediend wordt.
7.4 Controle van de gelijkstroom van de motor
7.4.1
Neem twee kroonsteentjes.
7.4.2
Sluit de +24 V DC aan op een kroonsteentje en de '-' (0)
op het tweede kroonsteentje.
7.4.3
Neem de motorkabel en sluit draad 4 aan op de '+' en
draad 3 op de '-'. De polariteitsrichting is belangrijk.
7.4.4
Breng draad 1 in contact met draad 4 (+ 24 V): de motor
moet in een bepaalde richting draaien.
7.4.5
Verwijder draad 1.
7.4.6
Breng draad 2 in contact met draad 4 (+ 24 V): de motor
moet in de andere richting draaien.
7.4.7
Door het omkeren van draden 1 en 2 wordt de
rotatierichting van de motor omgekeerd.
7.4.8
Om er zeker van te zijn dat de motor zich niet aan de
eindaanslag bevindt, draait u de instelschroeven voor de
eindaanslag rechtsom naar de aanduiding '+'.
7.4.9
Wanneer de motor na deze testen nog altijd niet draait,
duidt dat op een motorfout. Dat kan het gevolg zijn van
een te hoge spanning door een onweer, een aansluitfout
of een defecte component. Vervang deze of stuur hem
terug naar AS POOL voor onderzoek.
17