5. Starten en stoppen van de
eenheid
5.1 Start voorwaarden
De eenheid wordt gestart en draait waneer er aan een
van de volgende voorwaardes wordt voldaan:
1.
Klok uitgang voor normale snelheid of voor
halve snelheid is AAN (normaal bedrijf).
2.
De eenheid wordt handmatig gestart
doormiddel van het voor paneel van de
Corrigo E.
3.
Digitale ingang voor uitgebreid bedrijf is actief
(normaal bedrijf).
4.
Ondersteun besturing is actief en de huidige
ruimte temperatuur is hoger/lager dan de
gewenste start waarden (ondersteunend
verwarmen / koelen).
5.
Vraag gecontroleerde ventilatie is geactiveerd
en de waarde van de CO
de ingestelde beginvoorwaarde
5.2 Stop voorwaarden
De eenheid wordt gestopt als er aan een van de
volgende voorwaardes wordt voldaan:
1.
Klok uitgang voor normale snelheid of voor
halve snelheid is AF, en het signaal voor
uitgebeid bedrijf is AF.
2.
Vorst beveiliging is actief. De eenheid wordt
herstart als het alarm is bevestigd.
3.
De brand detectie is actief als de functie is
geconfigureerd. De eenheid wordt herstart as
het alarm is bevestigd.
4.
Als de eenheid elektrische verwarming heeft
en de inblaas ventilator geeft alarm of het
alarm van hoge temperatuur grens is actief.
5.
Actievatie van de externe stop.
6.
De eenheid wordt gestopt doormiddel van het
Corrigo E voor paneel.
7.
Ondersteun besturing is actief en de huidige
ruimte temperatuur is hoger/lager dan de
gewenste start waarden (ondersteunend
verwarmen / koelen).
8.
Vraag gecontroleerde ventilatie is geactiveerd
en de waarde van de CO
de ingestelde beginvoorwaarde
9.
Bij een alarm van een extra functie die de
eenheid stopt. De eenheid wordt herstart as
het alarm is bevestigd.
Corrigo E ventilation Rev. D
sensor is hoger dan
2
sensor is lager dan
2
19
5.3 Start volgorde
Starten van de eenheid gebeurd via de volgende
volgorden:
1.
als de regelaar geconfigureerd is voor water
verwarming en een buitentemperatuur sensor
heft die de buitentemperatuur is onder de
+3ºC de verwarming klep wordt geopend en
de verwarming circulatie pomp wordt gestart.
2.
als de regelaar is geconfigureerd met een
warmtewisselaar en een buitentemperatuur
sensor heft en de buitentemperatuur is onder
de +15ºC gaat de warmtewisselaar aan op
100% capaciteit voor een vooringestelde tijd.
3.
de inblaas ventilator of de regelaar voor de
inblaas drukdruk regeling wordt gestart voor
een van te voren bepaalde tijd.
4.
de uitblaas ventilator of de regelaar voor de
uitblaas drukdruk regeling wordt gestart voor
een van te voren bepaalde tijd.
5.
Daarna is de temperatuurregeling volgens de
gevormde controlewijze begonnen. En zullen
de nog niet geactiveerde pompen worden
gestart.
6.
Na een vooraf ingestelde vertraging wordt het
alarm systeem geactiveerd; de eenheid is in
normaal bedrijf.
5.4 Stop volgorde
Stoppen van de eenheid gebeurd via de volgende
volgorden:
1.
Deactiveren van het alarm systeem.
2.
Elektrische verwarming, indien deze is
geconfigureerd, wordt uitgeschakeld.
3.
Na onafhankelijk ingestelde tijden schakelen
de ventilatoren uit.
4.
Actuator signalen worden op 0 gezet en de
pompen gestopt.