I NS T AL L AT I E H A N DL E I D I N G
procedure zoals beschreven in hoofdstuk 7.3.
5.5 Plaatsen boezem
Voor een goede afvoer van de warmte dient er voldoende ruimte rondom het toestel aanwezig te zijn.
De boezem moet voldoende geventileerd worden door middel van ventilatieopeningen.
-
Gebruik onbrandbaar en hittebestendig materiaal voor de boezem inclusief de bovenkant van de boezem, het
!Let op
materiaal ín de boezem en de achterwand van de boezem;
-
Voorkom dat het toestel wordt belast door het gewicht van de boezem bij gebruik van steenachtige
materialen;
-
De doorlaat van de, zo hoog mogelijk geplaatste, ventilatieopeningen staan vermeld in Bijlage 2, Tabel 2.
Houd bij het plaatsen van de boezem rekening met (zie Bijlage 3, Afb. 2):
!Let op
-
De plaats voor het bedieningsluik : dit moet zo laag mogelijk geplaatst worden;
-
De afmetingen van het bedieningsluik; zie plaatsen bedieningsluik paragraaf 5.6;
-
De plaats van de ventilatieopeningen (V);
-
Houd een afstand tussen de bovenkant van de ventilatieopening en het plafond van de woning van minimaal
30 cm;
-
De afmeting van de ruit zodat deze geplaatst/verwijderd kan worden na het plaatsen van de boezem;
-
De bescherming van het gasregelblok en de leidingen tegen cement en kalk.
!Tip
Breng de ventilatieopeningen bij voorkeur aan weerszijden van de boezem aan. U kunt gebruik maken van DRU
ventilatie-elementen.
-
Controleer, voordat u de boezem helemaal dicht maakt:
-
of het afvoer / concentrische systeem op de juiste manier is geplaatst.
-
de borging met parkers van de kanalen, de bevestigingsbeugels en evt. klembanden, die later onbereikbaar
zijn.
Ø
Stuc, indien van toepassing, niet op of over de randen van het inbouwframe, omdat:
-
door de warmte van het toestel scheuren kunnen ontstaan;
-
de ruit niet meer verwijderd/geplaatst kan worden.
Ø
Laat bij toepassing van steenachtige materialen en/of afwerking met stucwerk de boezem vóór ingebruikname van
het toestel minimaal 6 weken drogen ter voorkoming van scheuren.
5.6 Serviceluik
(indien van toepassing)
Ga als volgt te werk bij het plaatsen van het serviceluik
Ø
Sluit de gasleiding met gaskraan aan.
Ø
Ontlucht de gasleiding.
-
Dit toestel met warm cv-water output worden zonder bedieningsluik geleverd.
!Let op
-
Maak in de boezem een constructie (bijv. een afneembaar paneel) die dienst doet als serviceluik. (Zie
voorbeeld in Bijlage 3, afb. 2, letter S). Hierdoor worden inspecties van het toestel eenvoudiger uitvoerbaar.
-
De minimale afmetingen van het bedieningsluik bij dit type toestellen zijn: 400 mm breed en 220 mm hoog.
Het luik zal zover mogelijk aan de onderzijde van het toestel geplaatst moeten worden.
!Tip
-
Creëer het 'bedieningluik' bij voorkeur daar, waar belangrijke leidingen lopen en de bekabeling en de
branderautomaat toegankelijk zijn.
5.7 Verbrandingsgasafvoer- /verbrandingsluchttoevoersysteem bij toestellen met een
gesloten verbranding
5.7.1 Algemeen
Het type afvoersysteem van het toestel is aangegeven in de Bijlage 2, Tabel 2.
Het toestel wordt aangesloten op een gecombineerd verbrandingsgasafvoer-/verbrandingsluchttoevoersysteem,
hierna te noemen het concentrische systeem.
De doorvoer naar buiten kan zowel met een geveldoorvoer als met een dakdoorvoer worden gemaakt.
Eventueel kan gebruikt gemaakt worden van een bestaand schoorsteenkanaal (zie paragraaf 5.8.4).
Afhankelijk van de configuratie (lengte van het rookgaskanaal en het aantal bochten in het rookgaskanaal) dient bij
toestellen met warm cv-water output een condenstrap geplaatst te worden. Zie Bijlage 2, tabel 3 en hoofdstuk 5.17.
Deze zorgt voor het afvoeren van het condenswater dat ontstaat in de dubbelwandige rookgasafvoer van de haard.
NL