5.3 Installatie condensafvoer
Condensvocht dient uit het toestel te worden afgevoerd om waterschade in de HRC en het leidingensysteem te
voorkomen. De volgende stappen dienen te worden uitgevoerd:
1.
De aansluiting van de condenswaterleiding op de hoofdafvoer mag niet minder bedragen dan de diameter
van de afvoeraansluiting (niet minder dan 20 mm diameter).
Afbeelding 5.
2.
Er dient een koppeling op de leiding te worden aangebracht bij de aansluiting van de leiding zodat deze
gemakkelijk kan worden losgemaakt voor reiniging en het verwijderen van vuilrestanten.
3.
De koppeling op de afvoerleiding dient een diameter te hebben van minimaal 20 mm en met voldoende
afschot; onder geen beding mag de afvoerleiding rechtstreeks worden aangesloten.
5.4 Aansluiten kanalen
Als het toestel is gemonteerd op de vloer of aan de wand kunnen de kanalen worden aangesloten. Aan één zijde
van de unit komen de kanalen van en naar de woning, aan de andere zijde de kanalen van en naar buiten. Om
condensatie op de buitenzijde van het buitenlucht toevoerkanaal en het luchtafvoerkanaal vanaf de HRC te
voorkomen, dienen deze kanalen tot op het toestel altijd uitwendig dampdicht te worden geïsoleerd. Bij voorkeur
worden vooraf geïsoleerde kunststof kanalen van PE of PUR gebruikt, probeer deze kanalen zo kort mogelijk te
houden.
Afbeelding 7.
1.
Toevoer lucht (naar woning)
2.
Afvoer lucht (naar buiten)
3.
Buitenlucht (van buiten)
4.
Retourlucht (uit woning)
Afbeelding 6.
5