Inhoudsopgave
Advertenties
EERSTE INSTALLATIE
Sluit de meegeleverde voedingskabel aan op de oplader voordat u de stekker in het stopcontact steekt.
Batterijen opladen:
Sluit het apparaat aan op het elektriciteitsnet. Als de groene schakelaar op uit staat, zet u deze op aan en
plaatst u de batterijen. Houd u aan deze volgorde!
• Universele ingang: 100~240 50/60 Hz
• Uitgang met beveiligingsfunctie voor kortsluiting. (In standby moet de uitgangsspanning 0 V zijn.
Dit beveiligt ook tegen elektrische schokken wanneer de batterijen in de oplader zijn geplaatst.)
• Het rode lampje licht op om aan te geven dat de batterij volledig is ontladen. Het opladen begint
binnen 3 seconden en het groene lampje gaat knipperen. Als het rode lampje niet stopt met knipperen,
betekent dit dat de batterij beschadigd is en niet kan worden opgeladen.
• De oplader is zo ontworpen dat de batterijen niet met omgekeerde polariteit kunnen worden geplaatst.
• De oplaadstatus en de batterijcapaciteit worden aangegeven op het LCD-display.
• Wanneer de laadstroom daalt tot onder de 500 mA, is de batterij volledig opgeladen. Het groene
lampje gaat branden, op het scherm wordt de status 'volledig geladen' aangegeven en de laadstroom
wordt uitgeschakeld.
• De oplader voorkomt dat de batterij langzaam wordt ontladen als de stekker niet in het stopcontact zit.
• Als een volledig opgeladen batterij langere tijd in het oplaadstation blijft zitten en de batterijspanning
afneemt tot 28,0 V, zal de oplader de batterij automatisch gaan bijladen.
• Als bij snelladen het lampje uitgaat en het LCD-display niets aangeeft, betekent dit dat het
batterijbeheersysteem heeft vastgesteld dat de batterij volledig is opgeladen, ook al geeft
het display niet 100% aan.
Display
- 5 -
Advertenties
Inhoudsopgave
