PREALARM
8
4
4
10
7
3
3
9
2
6
2
SMOKE
8
1
1
5
LEVEL 2
Tabel 5: Knoppen van voorpaneel
7
4
INITIALIZATION
KNOP
3
6
RESET
2
5
SMOKE
1
LEVEL 2
4
INITIALIZATION
3
BUITEN DIENST
POWER
2
FAULT
SMOKE
1
LEVEL 1
TEST
FAULT
COMBINATIES
RESET + BUITEN DIENST
RESET + TEST
RESET + TEST + BUITEN
DIENST
wachtwoordvolgorde voor toegang tot de onderhoudsmodus
Houd reseT ingedrukt. De linker drukindicator wordt geel en
vervolgens groen.
Laat reseT los en de indicator sToring wordt groen. De linker
drukindicator knippert groen, hetgeen aanduidt dat het apparaat
gereed is voor het eerste cijfer.
Druk op buiTen diensT om langs de LED's 1 tot en met 9 te
lopen. Druk op TesT om een cijfer te selecteren.
Het knipperende druksegment wordt groen en het volgende segment
begint te knipperen om aan te geven dat het volgende cijfer moet
worden ingesteld. Wanneer het vierde cijfer is geselecteerd, worden
alle 4 de druksegmenten uitgeschakeld. Als het wachtwoord is
geaccepteerd, blijft de indicator sToring groen branden en wordt
de eenheid in de onderhoudsmodus gezet. Als het wachtwoord
onjuist is, knippert de indicator sToring geel en blijft de eenheid in
de normale modus. Het standaardwachtwoord is 3111.
Indien tijdens de wachtwoordvolgorde 10 seconden lang op
geen enkele knop wordt gedrukt, keert de eenheid terug naar de
normale modus.
de onderhoudsmodus verlaten
Om de onderhoudsmodus te verlaten, drukt u de drie
gebruikersinterfaceknoppen TesT, reseT en buiTen diensT
op het voorpaneel tegelijkertijd 2 seconden lang in. U kunt de
eenheid ook resetten met de externe ingang (indien ingesteld op
standaardwaarde) of het apparaat uit- en weer inschakelen.
Indien er gedurende 5 minuten (standaard) geen activiteit is in de
onderhoudsmodus, knippert de indicator sToring 15 minuten lang
groen en keert de eenheid vervolgens terug naar de normale status.
TesTen
Magneettest
De functionaliteit van de alarmsignalering kan worden getest
door een testmagneet te plaatsen op de positie zoals getoond in
afbeelding 9 (eerder in de handleiding weergegeven). Met deze
methode wordt de druk in de pijpen niet getest.
rooktesten
De functionaliteit van de systeemalarmrespons kan door middel van
rook worden getest. Welke rookbron wordt gekozen, is afhankelijk
van de installatie, maar in alle gevallen moet de rook gedurende
de gehele test aanwezig zijn. Rookpellets of rooklucifers kunnen
dicht bij het bemonsteringspunt worden gebruikt om rookdeeltjes
het systeem te laten binnendringen. Het wordt aanbevolen
gebruik te maken van rook met een deeltjeslevensduur van meer
dan 120 seconden – standaardspuitbussen voor puntsgewijze
detectortesten werken niet goed bij systemen met luchtaanzuiging.
D200-101-00
10
9
8
7
NORMALE MODUS
6
POWER
Wanneer deze knop 2 seconden
FAULT
wordt ingedrukt, wordt
5
WACHTWOORDPROCEDURE
4
gestart om de onderhoudsmodus
te openen.
3
Wordt gebruikt om langs de cijfers
2
te lopen in de
SMOKE
1
WACHTWOORDPROCEDURE
LEVEL 2
INITIALIZATION
Wordt gebruikt om het wachtwoord
POWER
te bevestigen in de
FAULT
WACHTWOORDPROCEDURE
Standaardwachtwoord = 3111
Wanneer deze knop 2 s wordt
ingedrukt, wordt gedurende een
ingestelde tijd de ventilatorsnelheid
(op detektieniveauschaal) getoond
Geen actie
Geen actie
ONDERHOUDSMODUS
Wanneer deze knop 2 s wordt ingedrukt, worden vastgezette
alarmen, storingen en sirenekringen (relais) gereset
Wanneer deze knop 2 seconden wordt ingedrukt in de modus
BUITEN DIENST, wordt deze modus afgesloten maar blijft in de
ONDERHOUDSMODUS
Wanneer deze knop 2 s wordt ingedrukt, wordt de modus
BUITEN DIENST geopend gedurende 60 minuten (standaard).
(Alarmen, waarschuwingen en storingen niet gerapporteerd.)
(Zie RESET om modus BUITEN DIENST af te sluiten)
Wanneer deze knop 2 seconden wordt ingedrukt en wordt
losgelaten, simuleren beide sensoren een alarm
Wanneer deze knop 4 seconden wordt ingedrukt en wordt
losgelaten, simuleert sensor 1 een alarm
Wanneer deze knop 6 seconden wordt ingedrukt en wordt
losgelaten, simuleert sensor 2 een alarm
Waarschuwing: Uitvoer wordt door test geactiveerd
Wanneer deze knop 2 s wordt ingedrukt, wordt gedurende een
ingestelde tijd de ventilatorsnelheid (op detektieniveauschaal)
getoond
Wanneer deze knop 2 s wordt ingedrukt, worden sirenekringen
uitgeschakeld
Wanneer deze knop 2 seconden wordt ingedrukt, wordt de
ONDERHOUDSMODUS afgesloten
storingstesten
Simuleer een storing op de detector (blokkeer bijvoorbeeld de
afvoerpijp) en controleer of een storing wordt aangegeven op zowel
het voorpaneel van de eenheid als het CIE (brandalarmpaneel).
service
wAArschuwing
Isoleer de detector met luchtaanzuiging van het brandalarmsysteem
om eventuele ongewenste alarmen te voorkomen wanneer u de
voorklep van de eenheid opent. Zorg ervoor dat alle voeding van
het systeem is uitgeschakeld voordat u afdekkingen verwijdert.
servicemodus
Als de behuizingsklep tijdens normale werking wordt geopend,
wordt de eenheid in de servicemodus gezet. De LED's voor
FiLTerknipperen, de voeding naar de ventilatoren wordt
uitgeschakeld en het storingsrelais geeft een fout aan. Wanneer
de behuizingsklep wordt gesloten, wordt de eenheid automatisch
opnieuw opgestart.
Filters
De filters moeten regelmatig worden gereinigd of vervangen.
De filters bevinden zich bovenop de eenheid in de behuizing (zie
afbeelding 9 in deze handleiding) en moeten in onderstaande
volgorde worden verwijderd:
1
F i lters
Either replace the filter assembly or carefully brush off the accumulated dust.
Refit the filter, close and secure the cabinet door. The unit will initialise and re
3
8
2
schuiMAFdichTing
I56-3888-104