NL
• Wees u bewust van andere weggebruikers voor wie uw rolstoel een hindernis kan vormen. Let
extra op bij het draaien en achteruit rijden. Als u niet vertrouwd bent met achteruit rijden, oefen
dan eerst in een open ruimte. Geef de richting aan waarin u gaat vooraleer af te slaan.
• Probeer recht in smalle doorgangen te rijden om te voorkomen dat u geklemd raakt.
• Houd de remafstand in gedachten. Houd er rekening mee dat de remafstand beïnvloed wordt
door snelheid, rijoppervlak, weersomstandigheden, helling en gewicht van de gebruiker.
3.2.1 Omgaan met hellingen, stoepranden, hindernissen en oprijplaten
VOORZICHTIG
• Gebruik een veiligheidsgordel om uzelf te beveiligen in de rolstoel.
• Pas op als de weg zanderig is of zachte grond, gaten of spleten heeft waardoor de wielen
kunnen vastlopen en/of de tractie van de aandrijfwielen vermindert.
• Rijd NIET op hellingen, hindernissen, treden of stoepranden die groter zijn dan beschreven in
de technische specificaties van hoofdstuk 5.
• Benader een stoeprand altijd van de voorkant.
• Zet uw rolstoel nooit in vrijloopmodus op een helling. De rolstoel kan beginnen te bewegen,
wat verwondingen bij uzelf of omstaanders kan veroorzaken.
• Gebruik uw rolstoel niet op roltrappen of trappen.
• Gebruik enkel rampen die goedgekeurd werden door Vermeiren en overschrijd hun maximaal
toegestane belasting niet.
Wanneer u stopt op een helling, zal de rem automatisch in werking treden om te voorkomen
dat de rolstoel vooruit of achteruit rolt.
WAARSCHUWING
• Parkeer uw elektrische rolstoel steeds op een horizontaal vlak oppervlak, en op plaatsen die
makkelijk bereikbaar zijn.
• Indien nodig, maak snelheid met een korte aanloop om hellingen, hindernissen, stoepranden
of rampen op te rijden. Vermijd dat u of uw rolstoel te maken krijgt met een grote terugslag.
• Zorg ervoor dat de rolstoel de grond of ramp niet raakt door de kanteling.
• Denk eraan dat de remafstand bergafwaarts aanzienlijk groter kan zijn dan op vlakke grond.
Procedure
• Start met rijden volgens de instructies in §3.1, stap 1.
• Gebruik hefmateriaal of een ramp om de rolstoel op/af treden of trappen te bewegen. Indien
deze niet voorhanden zijn, kan de rolstoel worden opgetild door ten minste twee personen,
waarbij het onderframe stevig met beide handen moeten worden vastgehouden. Houd de
rolstoel hierbij niet vast aan de rugsteun, voetplaat/voetplaten, armsteunen of wielen.
• Omgaan met hindernissen of hellingen:
1. Verstel de rolstoel naar de meest stabiele positie, zie §3.5.
2. Rijd zo langzaam mogelijk om de hindernis of helling te nemen.
3.3
Besturing
VOORZICHTIG
• Houd er rekening mee dat de stabiliteit van uw rolstoel vermindert wanneer u de positie
aanpast van rechtop zittend naar gekanteld.
• Zorg ervoor dat u voldoende ruimte heeft rondom de rolstoel om de rugsteun en zit aan te
passen.
Het gebruik van de besturing wordt uitgelegd in een aparte handleiding, meegeleverd bij uw
rolstoel. Neem meteen contact op met uw vakhandelaar als deze handleiding ontbreekt.
Gevaar voor letsel door onvoorziene beweging
Gevaar voor beschadiging
Gevaar voor letsel of beschadiging
8
Forest 3 SU
2022-04
Gebruik