M
ontage en aansluItIng
HWAM I 30/65 bestaat uit een losse, uitwendige inbouwcassette en een losse inbouwmodule, die na
montage van de inbouwcassette op zijn plaats wordt geschoven en wordt aangesloten.
HWAM I 30/65 kan op 2 manieren worden aangesloten:
1. Montage en aansluiting in een bestaande open haard en/of op een bestaand rookgasafvoerkanaal.
2. Plaatsing in nieuw metselwerk, waarbij eventuele warme convectielucht naar andere vertrekken wordt
geleid.
1. Montage en aansluiting in een bestaande constructie (tekening A1-A3)
Bij plaatsing in een bestaande open haard, dient de reguleringsschuif in de bestaande schoorsteen te
worden verwijderd, en het eventuele rookkanaal te worden vergroot, zodat het rookkanaal van de
inbouwmodule rechtstreeks op de schoorsteen kan worden aangesloten. Eventuele kantstenen op de
bodem van de haard dienen verwijderd te worden.
Spreek op voorhand met een vakman of schoorsteenveger af waar u een veegluik (1) dient aan te brengen
zodanig dat het rookkanaal gereinigd kan worden terwijl de deur van uw kachel gesloten blijft.
Montage rookbuis (tekening A1)
Eerst wordt de aansluitflens (2) gekoppeld aan een stuk afvoerbuis, flexibel en met voldoende lengte
(3). Schuif de binnenste buis in de aansluitmof. Draai de binnenste buis zodanig dat de handgreep zo ver
mogelijk de aansluitmof in komt.
Snij ca. 3 stukken (50 mm) vuurvaste mineraalwolpakking (4), zodanig dat ze net passen in het schoor-
steengat, en snij in het midden een gat dat strak om de buis klemt.
Plaats de rookbuis zodanig in het schoorsteengat dat de aansluitflensen overeenkomen met de opgegeven
maten:
a. De afstand vanaf de voorzijde van het muurgat wanneer de inbouw een vlak vormt met de muur.
b. De lengte tot aan de bodem van de kachel.
Druk nu de 3 mineraalwolpakkingen omhoog, rond de rookbuis, in het schoorsteengat, zodanig dat dit
volledig wordt afgedicht.
Montage van de cassette (tekening A2)
Als u slangen wilt monteren om een deel van de convectiewarmte over andere ruimten te verdelen, drukt
u de twee platen aan weerszijden van het rookafvoergat van de cassette naar buiten (zie tekening H).
Schuif de inbouwkast (6) op zijn plaats. Zorg ervoor dat de inbouwkast waterpas staat, en dat de voorkant
gelijk ligt met het metselwerk. Gebruik de 3 stelschroeven in de bodem van de cassette om de cassette
goed af te stellen, zodat deze waterpas staat (tekening F). Schroef de aansluitmof aan de inbouwcassette
vast met behulp van de bijgeleverde zelftappende schroeven.
Als de ruimte tussen de haardopening en de inbouwcassette wordt afgesloten met metselwerk, dient dit
zo aan te sluiten dat er minimaal 5 mm ventilatieruimte overblijft aan de kant van de cassette. Het frame
van de inbouwcassette is 15 mm breed. Het metselwerk boven de cassette moet daarom zelfdragend
zijn. Bevestig de cassette aan het metselwerk met 1-3 schroeven in de bodem.
9