Gebruikershandleiding KOMO vetafscheiders en slibvangputten beton
c.q. wegzakken van het geleverde product, rekening houdend met de verkeersbelasting. De afscheiders
dienen rondom in gestabiliseerd zand te worden geplaatst. Bij het aanvullen van de bouwput dient men
laagsgewijs zand aan te brengen met een maximale laagdikte van ca. 50 cm. Deze laag dient vervolgens
mechanisch verdicht te worden alvorens men de volgende laag aanbrengt. Dit aanvullen van de bouwput
kan gebeuren tot net onder de aan- en afvoerleidingen
d. De slibvangput moet altijd vóór de vetafscheider worden geplaatst. De hoogste aansluitstomp is de inlaat,
gemarkeerd met "IN". Het afvalwater mag uitsluitend via deze inlaat worden toegevoerd. Bij een
gecombineerde slibvangput en vetafscheider is de hoogste aansluitstomp de inlaat van het
slibvanggedeelte en tevens van de totale installatie. Het afvalwater mag uitsluitend via deze inlaat
worden toegevoerd. Bij parallel geschakelde slibvangputten moet, afhankelijk van de plaatselijke situatie,
een gelijk verdeelde afvalwaterstroom naar de slibvangputten worden toegevoerd. De toevoerleidingen
moeten ten opzichte van elkaar waterpas gesteld worden. De afvoerleidingen naar de vetafscheider
dienen samen te komen door middel van een HDPE broekstuk of T-stuk 45 naar een leiding die met de
vetafscheider verbonden wordt.
e. Om te voorkomen dat bij een calamiteit de reeds in de afscheider opgeslagen vetten door het deksel
naar buiten kunnen stromen en als zodanig verontreiniging van de omliggende bodem kunnen
veroorzaken, is het noodzakelijk dat de deksel(s) van de complete afscheiderinstallatie ruim boven het
hoogste lozingspunt (goot of kolk) komen te liggen. Tenzij de plaatselijke autoriteit anders vermeldt, is het
hierdoor verplicht de afscheiderinstallatie te voorzien van een alarm!!!
f. Indien er geconstateerd is dat er in de vetafscheider en/of slibvangput voorwerpen liggen die mogelijke
schade kunnen veroorzaken, dienen deze vóór de ingebruikname verwijderd te worden.
g. Voor
controle
controle/monsternameput geplaatst te worden.
h. De slibvangput en vetafscheider (of combinatie) dient zo dicht mogelijk bij de lozingstoestellen waterpas
te worden geplaatst, maar zodanig dat de installatie voor het verrichten van onderhoud goed bereikbaar
is.
i. Afvoergoten en/of afvoerputten en toevoerleidingen naar de installatie moeten leeglopen, (afschot
minimaal 0,5%) en de afvoeren dienen voorzien te zijn van een waterslot. De leidingen dienen goed
ontlucht te zijn, in de installatie is geen stank-/waterslot aanwezig. De toevoerleiding moet minimaal
600 mm gronddekking hebben op de leiding. Om bij korte aansluit- en verbindingsleidingen de kans op
breuk te voorkomen is het noodzakelijk dat de verbindingen flexibel zijn. Hiervoor zijn speciale flexibele
koppelingen te verkrijgen.
j. Tevens moet in het leidingwerk aan de uitlaatzijde een beluchting aangebracht worden. Een juist
uitgevoerde beluchting voorkomt een ongecontroleerd leegzuigen van de afscheiderinstallatie door
hevelwerking. De leidingen dienen ontlucht te worden door in diverse punten in de leiding een
ontluchtingsleiding te monteren welke direct in open verbinding staat met de omgeving. Tussen het
laatste lozingstoestel en de vetafscheider dient er zeker een ontluchtingsleiding gemonteerd te worden.
De ontluchtingsleiding(en) dienen uit te monden waar er geen hinder zal zijn van stankoverlast, bijv. op
het dak. De diameter van deze ontluchtingen dienen gelijk te zijn aan de diameter van de standleiding.
k. In de situatie, waarin het afvalwater moet worden opgepompt, moet de pompinstallatie altijd achter de
vetafscheider worden geïnstalleerd.
l. Bij de slibvangput en vetafscheider die afzonderlijk worden geïnstalleerd bestaat het gevaar dat de
zettingen onregelmatig zijn. Dit kan worden verhinderd door bijvoorbeeld beide op één doorgaande
gewapende betonnen funderingsplaat te stellen, bij een integrale vetafscheider of losse opstelling van de
vetafscheider en slibvangput is dit mede ook afhankelijk van de bodemgesteldheid ter plaatse en het
totale gewicht in gevulde toestand.
m. Indien het een slibvangput of vetafscheider betreft met een hogere volumegewicht-verplaatsing aan
grondwater dan het eigen ledig gewicht, dient de installateur of aannemer de veiligheid tegen opdrijven te
wijzigingen voorbehouden – alle rechten voorbehouden
ESEP Milieutechniek B.V. | NL: postbus 10069
| BE:
op
het
effluent
6000 GB Weert
postbus 7
3945 Ham
dient
direct
achter
T: +31 495 543 430
T: +32 11 241 649
de
vetafscheidingsinstallatie
F: +31 495 532 135
F: +32 11 2426 30
een
6 van 13
info@esep.nl
www.esep.nl