Dutch
Gebruiksaanwijzing – LMA Fastrach™, LMA
Fastrach™ Single Use, LMA Fastrach™ ETT en
LMA Fastrach™ ETT Single Use
WAARSCHUWING: LMA Fastrach™ en LMA Fastrach™ ETT worden
niet-steriel geleverd en moeten voor het eerste gebruik en voor elk
volgend gebruik worden gereinigd en gesteriliseerd. De verpakking is
niet bestand tegen hoge autoclaaftemperaturen en moet
voorafgaand aan sterilisatie worden verwijderd.
WAARSCHUWING: LMA Fastrach™ Single Use (LMA Fastrach™ SU) en
LMA Fastrach™ ETT Single Use (LMA Fastrach™ ETT SU) worden steriel
geleverd voor eenmalig gebruik en dienen na gebruik te worden
weggegooid en niet opnieuw te worden gebruikt. Hergebruik kan
leiden tot kruisbesmetting en verminderde betrouwbaarheid en
functionaliteit van het product.
Algemene informatie:
Tenzij anders vermeld wordt "LMA Fastrach™ ETT" of "ETT" in deze
gebruiksaanwijzing toegepast op beide versies van de ETT (LMA
Fastrach™ ETT en LMA Fastrach™ ETT SU). En "LMA Fastrach" wordt
toegepast op beide versies van de luchtweginstrumenten (LMA
Fastrach™ en LMA Fastrach™ SU).
LMA Fastrach™ en LMA Fastrach™ ETT zijn niet gemaakt van latex van
natuurlijke rubber.
The Laryngeal Mask Company Limited (LMC) beveelt aan dat de LMA
Fastrach™ (herbruikbaar) en de LMA Fastrach™ ETT (herbruikbaar)
respectievelijk maximaal 40 en 10 keer worden gebruikt voordat u ze
weggooit. Voortgezet gebruik meer dan het maximaal aantal keren
wordt niet aanbevolen, daar afbraak van de componenten kan leiden
tot verminderde prestaties of plotseling falen van het instrument. Een
stoomautoclaaf is de enige aanbevolen methode voor de sterilisatie.
LMA Fastrach™ SU en LMA Fastrach™ ETT SU zijn niet gemaakt van
latex van natuurlijke rubber en worden voor eenmalig gebruik steriel
geleverd (gesteriliseerd met ethyleenoxide).
LMA Fastrach™ ETT is langs de volle lengte radio-opaak.
Gebruiksaanwijzingen:
1. De LMA Fastrach™ is geïndiceerd voor gebruik als geleider voor
tracheale intubatie.
2. De LMA Fastrach™ is geïndiceerd voor het creëren en handhaven
van controle van de luchtweg tijdens routine- en noodsituaties, met
inbegrip van verwachte of onverwachte moeilijke luchtwegen.
3. De LMA Fastrach™ kan worden gebruikt om een open luchtweg te
creëren bij de diep bewusteloze patiënt die geen glossofaryngeale en
laryngeale reflexen meer heeft.
4. De LMA Fastrach™ mag niet worden gebruikt ter vervanging van een
endotracheale slang (ETT).
Bij gebruik bij de diep bewusteloze patiënt die reanimatie nodig heeft,
of bij een patiënt met een moeilijke luchtweg tijdens een noodsituatie
(d.w.z. intubatie noch beademing mogelijk), moet het risico op
regurgitatie en aspiratie worden afgewogen tegen het mogelijke
voordeel van de vorming van een luchtweg.
De LMA Fastrach™ ETT is geïndiceerd voor tracheale intubatie door
middel van de LMA Fastrach™ of voor conventionele tracheale
intubatie met behulp van directe of indirecte laryngoscopie.
Contra-indicatie:
De LMA Fastrach™ biedt geen betrouwbare bescherming van de
luchtwegen tegen de gevolgen van regurgitatie en aspiratie. Bij gebruik
bij patiënten zonder moeilijke luchtweg of indien het geen noodgeval
betreft, wordt LMA Fastrach™ op zichzelf gecontra-indiceerd voor
gebruik onder de volgende omstandigheden:
1. Patiënten die niet nuchter zijn, inclusief patiënten wier nuchtere
toestand niet kan worden bevestigd en in andere situaties waar sprake
kan zijn van vertraagde gastrische lediging.
2. Patiënten die meer dan 14 weken zwanger zijn of patiënten met een
aandoening geassocieerd met vertraagde gastrische lediging, of
patiënten die vóór het vasten opiaten hebben gebruikt.
3. Patiënten met een vaste verminderde longelasticiteit, zoals
patiënten met pulmonale fibrose of waarbij wordt verwacht dat de
maximale inspiratoire luchtwegdruk meer dan 20 cm H
4. Volwassen patiënten die de instructies niet begrijpen of de vragen
over hun medische voorgeschiedenis niet naar behoren kunnen
beantwoorden.
5. Patiënten bij wie tijdens de plaatsing het hoofd opzij moet worden
gedraaid.
6. Patiënten in buikligging.
7. Patiënten die niet diep bewusteloos zijn en zich kunnen verzetten
tegen het inbrengen van het instrument.
8. Intubatie via het instrument is gecontra-indiceerd bij de
aanwezigheid van een pathologie van de slokdarm of de keelholte.
9. De herbruikbare LMA Fastrach™ mag niet worden gebruikt bij
patiënten die in aanmerking komen voor MRI-onderzoek
(beeldvorming met magnetische resonantie).
De LMA Fastrach™ ETT mag niet worden geplaatst bij patiënten die in
aanmerking komen voor de procedures die het gebruik van een
laserstraal of elektrochirurgische actieve elektrode in de onmiddellijke
omgeving van het instrument inhouden.
Bijwerkingen (voor LMA Fastrach™):
Er zijn zowel lichte bijwerkingen (bijv. keelpijn) als ernstige
bijwerkingen (bijv. aspiratie) bij het gebruik van de LMA™-luchtweg
beschreven in de gepubliceerde literatuur. Naast lichte keelpijn en
heesheid zijn er meldingen van bloedvlekken, orale trauma en oedeem
in de keel en epiglottis geassocieerd met het gebruik van de LMA
Fastrach™. Bij het bestuderen van de gepubliceerde literatuur blijkt dat
het optreden van aspiratie met de LMA™-luchtweg laag is (~2:10.000),
met als belangrijkste oorzaken een ongeschikte selectie van de patiënt
en onvoldoende diepte van de narcose. Er zijn gevallen van aspiratie
met de LMA Fastrach™ beschreven in het kader van noodsituaties
en/of moeilijke luchtwegcontrole. Er is één geval gerapporteerd van
een slokdarmperforatie bij een intubatiepoging door middel van de
LMA Fastrach™. Bij deze patiënt werd vervolgens via radiologisch
onderzoek een reeds bestaande oesofageale pathologie vastgesteld.
Andere bijwerkingen zijn niet specifiek voor LMA Fastrach™, maar
gemeld bij het gebruik van supraglottische luchtweginstrumenten,
waaronder de LMA™-luchtweg.
Het optreden van keelpijn na het gebruik van de LMA™-luchtweg
bedraagt ongeveer 10% en is gewoonlijk mild en van korte duur. Er is
echter ernstige of aanhoudende keelpijn, die soms gepaard gaat met
dysfagie en brandwonden van het weefsel, gemeld bij patiënten bij
wie een onvoldoende gereinigd of gesteriliseerd masker is gebruikt.
Onder de zeldzame neurovasculaire incidenten bij het gebruik van de
LMA™-luchtweg vallen schade aan de nervus hypoglossus,
gevoelloosheid van de tong als gevolg van schade aan de linguale
zenuw, tongcyanose, tongmacroglossie, letsel van de n. laryngeus
recurrens en verlamming van de stembanden. Deze complicaties zijn
waarschijnlijk het gevolg van een slechte inbrengtechniek of van een
te hoge druk binnen de rand, waardoor samendrukking van zenuwen
en/of bloedvaten optreedt. Een verkeerde positie van het masker of
excessieve druk binnen de rand kan worden verergerd door een
onjuiste maat van het masker, langdurige chirurgie en het gebruik
van lachgas; er is echter geen duidelijke relatie met het gebruik van
de LMA™-luchtweg vastgesteld.
Bijwerkingen die werden gemeld bij het gebruik van de LMA™-
luchtweg, zijn onder andere blokkering van de luchtwegen,
ontwrichting van het bekervormig kraakbeen, aspiratie, bloeding,
adem vasthouden, bronchospasmen, hoesten, tand/gebitschade,
droge mond/keel, dysartrie, dysfagie, dysfonie, ritmestoornissen,
oorpijn, verslikken, maagdilatatie/insufflatie/breuk, glottissluiting,
hoofd- en nekoedeem, gehoorstoornis, hik, heesheid, hypersalivatie,
hypoglossale zenuwverlamming, hypoxie, laryngaal hematoom,
laryngaal spasme, linguale zenuwverlamming, mondzweer,
myocardiale ischemie, misselijkheid, zwelling van de oorspeekselklier,
faryngale dysesthesie, faryngale zweer, pulmonaal oedeem, letsel
van de n. laryngeus recurrens, regurgitatie, kokhalzen, pijnlijke kaken,
pijnlijke mond, pijnlijke keel, stridor, zwelling van de submandibulaire
klier, ontwrichting van het temporomandibulaire gewricht,
weefselletsel (epiglottis, strottenhoofd, lip, mond, achterste
faryngale wand, zacht gehemelte, huig, amandelen), tongcyanose,
tongmacroglossie, verlamming van de stembanden en braken.
Bijwerkingen (voor LMA Fastrach™ ETT)
Bijwerkingen die gemeld zijn bij het gebruik van endotracheale tubes
tijdens intubatieprocedures, tijdens de intubatieperiode of na
extubatie: Slijtage van het vocale proces van het bekervormig
kraakbeen; kraakbeennecrose; littekenvorming; gevolgen van
onvermogen tot beademing met inbegrip van overlijden; schade aan
de perichondrium; ontwikkeling van dichte of diffuse fibrose die het
hele glottisgebied beslaat; ontwikkeling van tracheo-oesofagale fistels;
emfyseem; endobronchiale aspiratie; endobronchiale intubatie
(hypoxemie); endotracheobronchiale aspiratie; epitasis; oesofageale
intubatie (maagdilatatie); ontvelde membranen van de keelholte;
oogtrauma; fibrine-afzetting; vorming van een subglottisch web;
fractuur of luxatie van de cervicale wervelkolom (dwarslaesie);
fragmentatie van het kraakbeen; glottisch oedeem (supraglottisch en
subglottisch retro-arytenoidaal); granuloom van het binnenste gebied
van het bekervormig kraakbeen; infecties (laryngitis, sinusitis, abces,
luchtweginfectie); ontsteking; intermitterende afonie en terugkerende
zere keel; granulomen of poliepen van de larynx; obstructie, stenose,
ulcera of oedeem van de larynx; laryngotracheaal web; membraneuze
glottische congestie; membraneuze tracheobronchitis; mild oedeem
van de epiglottis; mucosale veranderingen; vervelling van de
slijmvliezen; verlamming van de n. hypoglossus en/of linguale zenuwen;
parese of verlamming van de tong; perforatie van de slokdarm, het
strottenhoofd of de luchtpijp; pneumothorax; vervanging van de
tracheale wand met littekenweefsel; respiratoire obstructie;
retrobulbaire bloeding; retrofaryngeaal abces of ontleding; breuk van
de luchtpijp; keelpijn; dysfasie; vernauwing van de neusvleugel; stridor;
subcutaan emfyseem in het mediastinum; subglottische ringvormige
cicatriciële stenose; submucosale bloeding; submuceuze gaatjes in het
strottenhoofd; beschadiging van oppervlakkige epitheelcellen;
opgezwollen trachea; synechiae van de stembanden; gebitstrauma;
brandwonden aan weefsel; tracheale bloedingen; tracheale stenose;
trauma aan lippen, tong, keel, neus, luchtpijp, glottis, gehemelte,
amandelen, enz.; traumatische letsels van het strottenhoofd en de
O zal bedragen.
2
luchtpijp; ulceraties die kraakbeenringen blootleggen en kleine erosies
op de plaats van de rand; ulceratie van de lippen, mond, keel; zweren
van het bekervormig kraakbeen; congestie van de stembanden;
stembandverlamming; en ulceratie van de stembanden.
Voorbereiding voor gebruik:
Kies de juiste maat van de LMA Fastrach™ en LMA Fastrach™ SU
Gewicht van de patiënt / maat
maat 3: 30 kg - 50 kg kinderen
maat 4: 50 kg - 70 kg volwassene
maat 5: 70 kg - 100 kg volwassene
Compatibiliteit van de LMA Fastrach™ ETT en de LMA Fastrach™
LMA Fastrach™ ETT en LMA Fastrach™ ETT SU zijn verkrijgbaar in
verschillende maten en maar ze kunnen ook conventioneel worden
gebruikt als een endotracheale slang.
Alle maten (6, 6,5, 7, 7,5 en 8) van herbruikbare LMA Fastrach™ ETT
zijn compatibel met de LMA Fastrach™ en LMA Fastrach™ SU. Alleen
maat 6, 6,5 en 7 van LMA Fastrach™ ETT SU zijn echter compatibel met
LMA Fastrach™ en LMA Fastrach™ SU.
Let op: De keuze van de juiste maat van het instrument voor een
individuele patiënt moet klinisch worden beoordeeld.
Controles voorafgaand aan gebruik:
Het is van groot belang dat de controles voorafgaand aan het gebruik
van de LMA™-luchtweg worden uitgevoerd om vast te stellen of deze
veilig is voor gebruik.
Pagina 1 van 3
Waarschuwing: Het niet voldoen aan ongeacht welke test wijst erop
dat het instrument niet dient te worden gebruikt.
Voor LMA Fastrach™:
Deze tests moeten als volgt worden uitgevoerd:
1. Onderzoek de binnen- en buitenkant van de luchtwegslang om te
garanderen dat deze vrij is van verstopping of losse deeltjes.
Onderzoek de slang over zijn gehele lengte. Indien er sneden of
inkepingen te zien zijn, gooi het instrument dan weg.
2. Onderzoek de hoek tussen het rechte deel van de luchtwegslang en
het voorste vlak van de opgeblazen rand. De hoek mag nooit groter zijn
dan 90 graden.
3. Onderzoek het epiglottishefstaafje (Epiglottis Elevating Bar of EEB).
Beweeg voorzichtig het flexibele epiglottishefstaafje dat de maskerkom
doorkruist, om er zeker van te zijn dat het vrije uiteinde van het staafje
nog goed aan het masker vastzit en niet gebroken of beschadigd is.
Indien het epiglottishefstaafje niet intact en correct gepositioneerd is,
dient u het masker niet te gebruiken, aangezien de epiglottis de
luchtweg kan blokkeren. Probeer nooit een kapot of beschadigd
epiglottishefstaafje te verwijderen of te repareren.
4. Laat de rand volledig leeglopen. Zorg ervoor dat de wanden van de
rand strak en plat tegen elkaar liggen. Gooi het instrument weg als de
randwanden zich onmiddellijk of spontaan opnieuw opblazen, al is het
maar in lichte mate, wat mogelijke schade aan het instrument of het
ventiel kan aanduiden.
5. Blaas de rand harder dan bedoeld op. Blaas de rand met 50% meer
lucht op dan het maximale aanbevolen klinische opblaasvolume voor
elke maat.
maat 3
30 ml
maat 4
45 ml
maat 5
60 ml
Houd een duidelijk gemarkeerde spuit voor het opblazen en laten
leeglopen van de rand bij de hand.
Onderzoek de rand op lekken, uitstulpingen en ongelijke uitpuilingen.
Indien hiervan enige indicatie is, gooi het instrument dan weg. Een
masker met uitstulpingen kan obstructie tijdens het gebruik
veroorzaken. Controleer de blauwe opblaasballon en de opblaaslijn
terwijl het instrument 50% meer dan aanbevolen is opgeblazen. De
ballon moet een elliptische vorm hebben, geen bolvorm en zonder
uitpuilingen.
Voor LMA Fastrach™ ETT:
1. Laat de rand volledig leeglopen en blaas hem vervolgens volledig op
om het ventiel en de rand op hun integriteit te testen. Blaas de rand
niet te hard op.
2. Controleer visueel of de luchtwegslang, de rand en de opblaasballon
vrij zijn van deeltjes en lekken, en niet zijn beschadigd, geknikt of
afgesloten. Gebruik het instrument niet als het zich niet symmetrisch
opblaast, als het tekenen van beschadiging of een afwijking toont, of
als het opblaasmechanisme een defect vertoont.
3. Zorg ervoor dat de connector is aangesloten op de LMA Fastrach™
ETT.
Voorbereiding voor de inbrenging:
Laat de rand volledig leeglopen: Laat de LMA Fastrach™ volledig
leeglopen met behulp van de injectiespuit of de LMA™ Cuff Deflator
voor een volledig leeggelopen en afgevlakte voorrand, waardoor het
inbrengen vergemakkelijkt wordt en contact met de epiglottis
vermeden wordt.
Waarschuwing: Smeer voor LMA Fastrach™ alleen de achterzijde van
de leeggelopen rand met glijmiddel in. Smeer de voorzijde van de rand
niet in om te voorkomen dat het epiglottishefstaafje wordt
geblokkeerd of het glijmiddel wordt opgezogen.
Waarschuwing: Schuif voor LMA Fastrach™ ETT de connector
voorzichtig in de LMA Fastrach™ ETT voorafgaand aan het aanbrengen
van glijmiddel aan het distale uiteinde van de slang. Te veel glijmiddel
kan leiden tot een gedeeltelijke of volledige verstopping van het lumen
en de luchtweg, wat een risico van aspiratie kan veroorzaken.
Waarschuwing: Er moet een wateroplosbaar glijmiddel zoals K-Y Jelly®
worden gebruikt. Gebruik geen glijmiddel op siliconenbasis, aangezien
dit de onderdelen van de LMA Fastrach™ en LMA Fastrach™ ETT
aantast. Glijmiddelen met lidocaïne worden niet aanbevolen voor
gebruik met het instrument. Lidocaïne kan het herstel van de
verwachte beschermingsreflexen van de patiënt voorafgaand aan het
verwijderen van het instrument vertragen, mogelijk een allergische
reactie uitlokken of aangrenzende structuren zoals de stembanden
aantasten.
Waarschuwing: Zorg ervoor dat alle uitneembare gebitsprothesen zijn
verwijderd voordat het instrument wordt geplaatst.
Inbrenging (voor LMA Fastrach™)
Let op: Er moeten handschoenen worden gedragen
Waarschuwing: Gebruik in geen enkel geval kracht
1. De narcose moet diep genoeg zijn of met voldoende farynx-
topicalisatie om inbrenging mogelijk te maken.
2. Plaats het hoofd in een neutrale positie, met een kussen onder het
hoofd. Strek het hoofd niet uit.
3. Houd de LMA Fastrach™ bij het handvat vast, ongeveer parallel aan
de borst van de patiënt. Plaats het uiteinde van het masker tegen het
harde gehemelte en schuif het uiteinde even heen en weer om het
glijmiddel te verdelen en het omvouwen van het uiteinde te
voorkomen, voordat u het masker verder naar achteren schuift, de
ronding van de starre luchtwegslang volgend (Fig. 1). Gebruik het
handvat van het instrument niet als hefboom om de mond open te
forceren.
4. Schuif (zonder draaien) de gebogen luchtwegslang naar voren totdat
het rechte deel van de luchtwegslang met de kin in contact is. Draai het
masker op zijn plaats in een cirkelvormige beweging en zorg daarbij dat
de druk tegen het zachte gehemelte en de achterste keelholte wordt
gehandhaafd (Fig. 2).
Waarschuwing: Gebruik het handvat nooit om het masker tijdens het
inbrengen omhoog te duwen, omdat het masker hierdoor op de tong
drukt, waardoor het inbrengen wordt bemoeilijkt.
5. Controleer na het inbrengen of de slang die uit de mond komt
evenwijdig is aan het vlak van de binnenkant van de bovenste
snijtanden.