5. EERSTE POMPSTART:
5.1 Draairichting:
Een eerste vereiste voor een goede werking van de pomp is de juiste draairichting van
de waaier. (let op de algemene veiligheidsvoorschriften)
Controleer of de draairichting overeenkomt met de pijl die op het lagerhuis of
lantaarnhuis is aangebracht.
Dit is te zien aan de draairichting van de ventilator van de elektromotor of de V-snaar,
of eventueel de koppeling (na verwijdering van de beschermkap).
5.2 Stroomsterke:
De stroomsterkte dient gecontroleerd te worden aan de hand van het typeplaatje op
de motor. Sluit gedurende de normale bedrijfssituatie een
ampèremeter aan op een van de fasedraden en controleer of de maximaal toegestane
stroomsterkte niet overschreden wordt.
Is dit wel het geval, controleer dan de pomp op de volgende punten.
-
Spanning te laag ?
-
Dikte of soortelijke massa van het medium te groot ?
-
Verstopping in de pomp ?
-
Draairichting goed ?
Is het euvel niet oplosbaar, neem dan contact op met uw leverancier.
5.3 Startfrequentie:
Indien de pomp wordt gestuurd door een niveauregeling, dan dient deze zodanig
ingesteld te worden dat de pomp niet vaker dan 20 keer per uur start
Landustrie versie 04-12 NL | gebruikershandleiding BWP & BNP series
Wijzigingen voorbehouden
.
9 / 24