Aansluiten
Let er op, dat u de ingangs- en uitgangsleidingen niet kortsluit. Houd de lei-
dingen gescheiden van elkaar. Gebruik hiervoor eventueel het meegeleverde
kroonsteentje.
Voordat u de verbindingen maakt, moet de stroomtoevoer worden uitgescha-
keld. Beveilig deze tegen ongewenst opnieuw inschakelen.
Sluit de vermogensmeter voorafgaand aan de ingebruikname zoals onderstaand weergegeven
aan.
Methode a
1 Standaardaansluiting
2 Aansluiting met externe stroomtoevoer (via meegeleverde micro-USB-kabel)
Methode b
Bij methode B wordt de positieve uitgang van de vermogensmeter niet aangesloten!
3 Standaardaansluiting
4 Aansluiting met externe stroomtoevoer
a) Aansluiting van de in-/uitgangen
1 Sluit op de ingang een stroomtoevoer aan met een spanning van 5 – 60 V/DC. Let bij het
aansluiten van de leidingen op de juiste polariteit. De rode leiding is positief (+), de zwarte
leiding is negatief (–).
Sluit de verbruiker pas aan, nadat u de voorafgaande controle hebt uitgevoerd.
2 Voer een voorafgaande controle uit, voordat u de verbruiker aansluit. Schakel de
stroomtoevoer in en controleer of de display wordt verlicht. Als het niet wordt verlicht,
controleer of de leidingen met onjuiste polariteit zijn aangesloten.
3 Tijdens het opstarten, worden de firmwareversie in de display weergegeven.
4 Zo nodig wist u de in het geheugen opgeslagen waarden, door de onder "INGE-
BRUIK-NAME - b) Meetgegevens terugzetten" beschreven stappen uit te voeren.
5 Sluit de verbruiker aan. Let hierbij op de juiste polariteit. De rode leiding is positief (+), de
zwarte leiding is negatief (–).
b) (Optionele aansluiting van de externe voeding)
Bij gebruik van externe stroomtoevoer (5 V/DC, niet meegeleverd) wordt het meetbereik groter,
van 5 – 60 V/DC naar 0 – 60 V/DC
De externe stroomtoevoer wordt door een USB-interface (zie 7. Bedieningselementen, nr. 6) aan-
gesloten.
c) Overige aanwijzingen
1 Volg de bedoelde stroomrichting op. De energiebron wordt aan de linker kant en de
afnemer - de energiegebruiker wordt aan de rechter kant aangebracht. Dit wordt door de
pijl in de stroomrichting gemarkeerd. Koppel alle leidingen los van de energiebronnen
voorafgaand aan de montage.
2 Gebruik voor de elektrische installatie minimaal dezelfde kabeldiameter (AWG 14
2,05 mm²) als de leidingen van de vermogensmeter.
3 Bij het gebruik van niet-flexibele leidingen kunnen kabelbreuken ontstaan. Gebruik
flexibele leidingen.
4 Bij het gebruik van kroonsteentjes (meegeleverd), moeten alle (flexibele) leidingen van
een adereindhuls worden voorzien. Controleer de gekrimpte kabeleinden. Alle draden van
een snoer moeten door de huls worden omsloten, om de totale kabeldiameter te
garanderen. De lengte van de adereindhulscontactvlakken moet 6 - 7 mm bedragen.
5 Draai de schroeven van de kroonsteentjes los en steek de draden hierin, tot de isolatie
zich via de rand van het contactvlak in het kroonsteentje bevindt. Draai de schroeven in
deze positie strak aan. Steek het contact makende snoer op de tegenoverliggende kant
tot de rand in het contactvlak en draai de schroef strak aan. Als u het snoer niet ver
genoeg in het kroonsteentje kunt steken, controleer dan de lengte van de adereindhulzen.
6 Controleer na de montage alle schroeven en draai ze goed vast.
Ingebruikname
a) Apparaat in- en uitschakelen
1 Zorg ervoor, dat alle leidingen correct zijn aangesloten en niet zijn kortgesloten.
2 Schakel de stroomvoorziening in.
3 Tijdens het opstarten, worden de firmwareversie en de vanaf
fabriek vooraf ingestelde modus voor de gegevensaansluiting
op de display weergegeven. De vermogensmeters start alleen
bij een aangesloten voeding.
b) Instellen van de registratieinterval (Sampling Time)
Nadat het opstarten is beëindigd, verschijnt de aanduiding "Samping Time".
1 Om in het menu van de registratieinterval (Sampling Time) te
komen, houdt u tijdens de startsequentie de RESET-toets
gedurende 5 seconden ingedrukt. In de display verschijnt de
tekst "Sampling Time 180s".
2 Voor de registratieinterval kunt u waarden tussen 30 en 180 seconden invoeren. Er
kunnen achtereenvolgend verschillende posities worden aangepast. Er wordt vanaf links
gestart met de honderd-positie. Vervolgens kunnen de tien- en één-posities worden
ingevoerd.
3 Om de waarden te veranderen drukt u kort op de
RESET-toets.
4 Om de invoer van de positiewaarden te bevestigen, houdt u de
RESET-toets ingedrukt. In de display wordt "OK" weergegeven.
De waarde is nu bevestigd. Aansluitend kunt u de volgende
posities eveneens invoeren.
5 Herhaal hiervoor de stappen 3 en 4.
6 Na de bevestiging van de laatste positie van de "Sampling Time"
verschijnt een letter in de rechterbovenhoek. 'Y' betekent 'JA'
- ingestelde waarden overnemen, of 'N' voor 'NEE'- instellingen
afwijzen en de waarde opnieuw instellen. Door kort te drukken
wisselt u tussen de punten.
7 De ingestelde tijdwaarde wordt door het ingedrukt houden van
de RESET-toets, als 'Y' is geselecteerd, overgenomen. In de
display worden nu de meetgegevens weergegeven. Bij
geselecteerd menupunt 'N', herhaalt u deze stappen vanaf punt drie.
Meten
1 Spanning (V):
Geeft de huidige spanning in Volt weer.
2 Stroom (A):
Geeft de huidige stroom in ampère weer.
3 Vermogen (W): Geeft het huidige vermogensverbruik in Watt weer.
De vermogensmeetwaarde wordt tijdelijk onderdrukt, als tijdens de cyclische wisse-
ling van de indicatiewaarde de looptijd wordt weergegeven.
4 Cyclische wisseling van de indicatiewaarde (scrolling display)