5 Bediening
5.2 Basisbediening
1.
Houd de aan/uit-toets ten minste 2 seconden ingedrukt om de meter in te
schakelen. De meter trilt kort en het meetpenlampje gaat branden. De statu-
sindicator dient continu groen te zijn, wat aangeeft dat het instrument goed
werkt. Als de statusindicator amberkleurig knippert door het vierkant, dienen
de batterijen te worden vervangen. Als de statusindicator rood knippert, is er
een storing in de meter – neem contact op met FLIR Systems voor service.
2.
Als het instrument is ingeschakeld, drukt u op de aan/uit-toets om om te
schakelen tussen de modus met hoge gevoeligheid en de normale modus.
OPM.
Probeer het instrument uit op een stroomkring waarvan u weet dat er
spanning op staat, voordat u het instrument gebruikt op een stroomkring
waarvan u dat niet weet.
•
In de normale modus brandt de statusindicator continu groen.
•
In de modus met hoge gevoeligheid brandt de statusindicator continu
oranje door het vierkant.
3.
Houd de wisselspanningssensor vlak bij de spanningsbron.
4.
Als er spanning aanwezig is, trilt de meter en knippert de alarmindicator.
•
In de normale modus knippert de alarmindicator rood.
•
In de modus met hoge gevoeligheid knippert de alarmindicator oranje.
5.
Om de meter uit te schakelen, houdt u de aan/uit-toets ten minste 2 secon-
den ingedrukt. De status-LED en het meetpenlampje gaan uit.
5.3 Werklampje
Om het werklampje in of uit te schakelen, houdt u de toets van het werklampje 2
seconden ingedrukt.
5.4 Batterij-indicator
Wanneer de batterijspanning onder 2,4 V DC daalt, begint de amberkleurige sta-
tus-LED te knipperen. Nadat de LED 1 minuut heeft geknipperd, wordt de meter
automatisch uitgeschakeld.
#T559851; r. AG/ 10076/10076; nl-NL
10