Controlepunten voor de eerste pompstart:
Voor het installeren en in gebruik nemen van de pomp dienen de volgende punten
gecontroleerd te worden:
Controle levering
Haal de pomp uit de verpakking en controleer hem op eventuele transportschade, zoals
breuken of scheuren in het huis of knikken in de kabel.
Controleer of de levering compleet is.
Indien u constateert dat de levering beschadigd en/ of incompleet is, dan verzoeken wij
u onmiddellijk contact op te nemen met de leverancier.
Oliepeil
Controleer het oliepeil (volgens de instructies van de betreffende pomp)
Elektrisch systeem
Controleer of netspanning, frequentie en startwijze overeenkomen met de gegevens op
het typeplaatje.
Sluit de pomp aan volgens het aansluitschema van de schakelapparatuur.
Voor aansluitcoderingen pompkabels zie bladzijde 8 of 9.
Thermoschakelaars
Controleer de pomp op de aanwezigheid van thermoschakelaars, de aansluitwaarden
voor thermoschakelaars zijn max. 250V-1.6A. In 'koude' toestand is het contact
gesloten.
Thermistors (PTC)
Als optie kan de pomp uitgevoerd zijn met thermistors. De weerstand in koude toestand
ligt tussen de 200 en 500 Ohm. Wanneer de schakeltemperatuur bereikt wordt ligt de
weerstand tussen 1650 en 4000 Ohm.
Kabelinvoer
Controleer van pompen die langdurig in het magazijn hebben gelegen de kabel
invoerdelen. Draai de tule(n) indien nodig iets vaster aan.
Het aanhaalmoment voor de kabelwartels:
Motorbeveiliging
Het is noodzakelijk dat de pomp op het net wordt aangesloten door middel van een
motorbeveiliging schakelaar.
Bij directe start (DOL) moet de instelling tenminste overeenkomen met het ampèrage van de
motor bij vollast, dat op het typeplaatje is vermeld.
Bij ster-driehoek start (YD) moet de instelling van de beveiliging schakelaar overeenkomen met
0.6 x de stroomwaarde (ampère) van de motor bij vollast volgens het typeplaatje.
Bijzondere voorwaarden voor veilig gebruik:
Thermoschakelaars of thermistors met bijbehorende beveiligingsinrichting moeten de motor
uitschakelen bij het bereiken van een te hoge temperatuur. Deze moeten altijd aangesloten
worden!
Het 'resetten' mag alleen handmatig gebeuren!
De niveauschakeling voor aansturing van de motor moet een veiligheidsniveau
hebben van tenminste SIL 1.
De motorbevestiging bouten moeten ten minste kwaliteitsklasse A4-70 hebben.
Neem contact op met de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de vlam
dovende spleten
Landustrie versie 08-12 | gebruikershandleiding DWP & DNP-EX series
Wijzigingen voorbehouden
G7/8" = 80-100Nm M42 = 120-150Nm
10 / 16