Universele impulsdimmer DIN (R,L,C)
Centrale nevenaansluiting aansluiten.
Afbeelding 3: Aansluitschema centrale nevenaansluiting
i Als centrale nevenaansluiting (6) kan slechts één nevenaansluitingselement 2-draads (zie
hoofdstuk 6.3. Toebehoren) worden gebruikt.
o
Dimmer (1), lokale nevenaansluitingen (5) en centrale nevenaansluiting (6) conform aan-
sluitschema aansluiten (afbeelding 3).
i Bij verlichtingsinstallaties met een vermogen van meer dan 3500 W/VA, moet de installatie
worden verdeeld over twee installatieautomaten met dezelfde fase.
o
Wanneer meerdere installatieautomaten gevaarlijke spanningen aan het apparaat of de
last leveren, de installatieautomaten koppelen of met een waarschuwing zodanig belette-
ren, dat vrijschakelen is gewaarborgd.
o
Als optie centrale nevenaansluiting op andere dimmer of andere centrale nevenaansluiting
aansluiten (7) (afbeelding 3).
6 Bijlage
6.1 Technische gegevens
Nominale spanning
Netfrequentie
Omgevingstemperatuur
Vermogensverlies
Aansluitvermogen bij 25 °C
i Vermogensspecificaties inclusief trafoverliesvermogen.
i Inductieve trafo's met minimaal 85% nom. belasting gebruiken.
i Bij ohms-inductieve mengbelasting maximaal 50% aandeel ohmse last. Anders kan ver-
keerd inmeten van de dimmer ontstaan.
Gloeilampen
HV-halogeenlampen
Tronic-trafo's
Inductieve trafo's
ohms-inductief
ohms-capacitief
Capacitief-inductief
Vermogensreductie
per 5 °C overschrijding van 45°C
Aansluiting
massief
82557131
97-09959-000
Seite 5/6
AC 230 V ~
50 / 60 Hz
+5 ... +45 °C
5 W
50 ... 500 W
50 ... 500 W
50 ... 500 W
50 ... 500 VA
50 ... 500 VA
50 ... 500 W
Niet toegestaan
-15 %
1,5 ... 4 mm²
09.05.2012