-
+
1.7 Lichtdiode (LED)
De LED wordt niet meegeleverd!!!
Soldeer nu de LED met de juiste poling in de schakeling. Het kortere
aansluitpootje kenmerkt de kathode. Houdt men een lichtdiode tegen het
licht, dan herkent men de kathode aan de grotere elektrode binnenin de LED.
Aan de onderdelenzijde wordt de positie van de kathode door een dikke
streep in de omtrek van de behuizing aangeduid.
De LED wordt in de meegeleverde afstandshouder geplaatst. Soldeer eerst
alleen één aansluitpootje van de diode vast, opdat deze nog exact gericht
kan worden. Als dit gebeurd is wordt telkens ook de tweede aansluiting
gesoldeerd.
LD1 = geschikte lichtdiode
Geschikte lichtdiodes zijn:
Bestnr
kleur
10 11 92
wit
5 mm
10 11 84
geel
5 mm
10 11 76
oranje
5 mm
10 11 68
rood
5 mm
10 11 50
groen
5 mm
10 11 41
blauw
5 mm
10 12 49
rood
10 mm
16
Ø
lichtsterkte
3000 mcd
9500 mcd
9500 mcd
9500 mcd
4000 mcd
1800 mcd
3000 mcd
Als een duidelijk herkenningspunt van een LED ontbreekt of u twijfelt aan de
polariteit (omdat sommige fabrikanten verschillende kenmerken gebruiken), dan
kan deze ook door uitproberen bepaald worden. Daartoe handelt u als volgt:
U sluit de LED via een weerstand van ca. 270 R (bij Low Current-LED 4 k 7)
aan op een voedingsspanning van ca. 5 V (4,5 V of 9-V batterij).
Licht de LED hierbij op, dan is de "kathode" van de LED juist met het minus
verbonden. Licht de LED niet op, is deze in blokkeerrichting aangesloten
(kathode aan plus) en moet omgepoold worden.
1.8 Geïntegreerde schakeling (IC)
Tot slot wordt de geïntegreerde schakelkring met de juiste poling in de hier-
voor bestemde fitting gestoken.
Let op!
Geïntegreerde schakelingen zijn zeer gevoelig voor verkeerde
poling! Let daarom op de betreffende markering van de IC's
(inkeping of punt).
Geïntegreerde schakelingen mogen in principe niet verwisseld of in
de fitting geplaatst worden wanneer de voedingsspanning is
ingeschakeld.
17