5.2.4 A
UTOMATISCH
1. Volg stappen 1 t/m 9 zoals beschreven in paragraaf 5.2.3 Handbediening.
2. Kies met F8 voor Automatisch. Op het bedieningspaneel verschijnt het volgende:
3. Voer bij L1 de gewenste zaaglengte in en druk op Enter. Voer bij Q1 het aantal zaagsnedes in en druk op
Enter. De overige waardes moet gelijk zijn aan 0. L1 en Q1 mogen nooit 0 zijn. Indien dit wel het geval
is, dan zal de machine blokkeren!
4. Druk op F2 om de bewerking te starten.
5. Stel de zaagsnelheid met de potmeter in.
6. Regel met het ventiel de zaagdruk.
7. Druk op F7 om de koelpomp in te schakelen.
Met een druk op F2 kan de bewerking gestopt worden. Door opnieuw op F2 te drukken, wordt de bewerking
opnieuw gestart.
5.2.5 A
LARMSIGNALEN EN WAARSCHUWINGEN
Melding Number of cuts achieved: De zaag stopt automatisch als het aantal ingestelde zaagsnedes bereikt
is. Druk op ESC om naar het hoofdmenu terug te keren.
Melding Material – end: De zaag stopt automatisch als het materiaal dat gezaagd moet worden te klein of te
kort is. Druk op ESC om naar het hoofdmenu terug te keren.
Melding Blade broken: De zaag stopt automatisch of de motor wordt niet ingeschakeld als het zaagblad
gebroken is of niet de juiste spanning heeft.
Melding Protection defect: Wanneer het overbelastingsrelais van de motor geactiveerd is, zal de zaag
automatisch stoppen. Schakel de hoofdschakelaar uit en controleer de relais en zekeringen van de motor.
5.2.6 Z
AAGGELEIDING EN KLEMMING
Voor een correcte geleiding van het zaagblad is de machine voorzien van twee metaalcarbide geleiderplaatjes
die op geleiderarmen gemonteerd zijn. De kogellagers en geleiderplaatjes zorgen samen voor een goede
geleiding van het zaagblad. Plaats de geleiderarmen zo dicht mogelijk op het materiaal en zet ze goed vast.
Verstel de geleiderplaatjes om de speling bij te stellen.
De minimale afstand tussen geleiderplaatjes en zaagblad moet 0.04 mm bedragen.
5.2.7 Z
AAGBLAD VERVANGEN
Open eerst het wieldeksel en til het op. Haal de spanning van het zaagblad, zodat het van de zaagwielen
verwijderd kan worden. Bij het omleggen van een nieuw zaagblad voert u deze handelingen in omgekeerde
volgorde uit. U kunt daarnaast de zaagbladspanning controleren met een spanningsmeter. Let er bovendien
op dat de tanden van het zaagblad in de juiste richting wijzen. Schakel de machine niet in als de tanden in de
verkeerde richting wijzen maar monteer het zaagblad opnieuw.
5.3.8 Z
AAGSNELHEID
De machine heeft verschillende zaagsnelheden. De zaagsnelheid moet worden afgestemd op de
materiaalsoort en de afmetingen van het werkstuk. Als de machine teveel lawaai maakt, moet u de snelheid
verlagen. Een tabel met richtlijnen voor de zaagsnelheden vindt u op de machine of in deze handleiding.
6. Zaagbladkeuze
6.2 Zaagbladtype
Zaagbladen verschillen qua constructie op punten als:
-
vorm en snijhoek van de tanden
-
tandsteek
-
tandzetting
-14-