6 Eerste stappen
6 Eerste stappen
Kennismaking met het product
6.1
Instrument in- en uitschakelen
6.1.1
Inschakelen
Schakel het instrument alleen in de frisse lucht in, aangezien het bij het
inschakelen automatisch op nul wordt gezet. De omgevingstemperatuur en
omgevingsvochtigheid tijdens het nullen moeten overeenkomen met de
omgevingsvoorwaarden op de meetplek. Voer het nullen indien nodig op de
meetplek opnieuw uit (uit- en weer inschakelen).
Bij langer niet-gebruik wordt de sensor vuil. Met name wanneer het
instrument gedurende een langere periode (> 2 weken) niet in gebruik
was, moet het een tijdje voor gebruik worden ingeschakeld. Hoe langer
het niet in gebruik was, des te langer dient deze extra opwarmfase te
zijn. Houd er rekening mee dat het instrument standaard na 10 min. niet
actief zijn vanzelf uitschakelt.
1
Aan/Uit-toets lang indrukken (1 sec).
Opwarmfase (HEAT)
Het instrument wordt opgestart. De opwarmtijd duurt bij regelmatig
gebruik ca. 20 sec. en wordt gesymboliseerd door de tekst 'HEAT' en
een aftellende countdown.
Zolang de sensor-led oranje knippert is het instrument nog niet klaar
voor gebruik.
Na de opwarmtijd verschijnt het meetaanzicht.
Zelfreiniging (CLN)
Als de sensor vuil is volgt na de opwarmfase eerst de reinigingsfase
van de sensor. Dit gebeurt normaal gesproken wanneer het instrument
meerdere dagen niet werd gebruikt. De zelfreiniging wordt
gesymboliseerd door de tekst 'CLN' en een countdown.
Uitschakelen
Voorzichtig! Verbrandingsgevaar door hete sensorkop na langer
gebruik.
- Alvorens de sensorkop aan te raken of het instrument in te pakken:
instrument uitschakelen en sensorkop laten afkoelen.
8
VOORZICHTIG